Exam 101 Part 2 Flashcards

(128 cards)

1
Q

’s Avonds doe ik mijn ring af. Ik leg mijn ring altijd…

A

1.op de tafel
2. Op de kast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aaliyah pakt eerst een kopje koffie. Daarna gaat ze…

A
  1. Lopen
    2.Naar school
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aaron gaat donderdag op reis. Hij vindt dat…

A
  1. Leuk
    2.Mooi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aaron is dokter. Hij werkt…

A
  1. Veel
  2. Elke dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aaron is schilder. Hij schildert meestal…

A
  1. Veel
    2.huizen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Abdul stuurt zijn familie elke week een e-mail. Hij schrijft dan over…

A
  1. Werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Abel is op school. Hij heeft…

A

1.Les
2 boek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Achmed is klaar met school. Hij gaat…

A
  1. Werken
    2.lopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Adam is aan het koken. Hij maakt…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ahmed brengt zijn zoon naar het vliegveld. Zijn zoon gaat…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aiden is bij de bakker. Hij wil…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Alec gaat naar school. Hij wil graag…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Alex gaat altijd met de trein. Ik ga graag met…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Alex is ziek. Hij heeft pijn aan…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Alex wil nieuwe schoenen. Hij gaat naar…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ali kan niet goed lopen. Hij heeft pijn aan zijn…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ali werkt in een fabriek. Hij wil…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Alice werkt in een ziekenhuis. Zij is daar…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Amel sport graag. Sporten is…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ana is niet blij met haar huis. Ze vindt haar huis…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Ananda is aan het koken. Ze maakt…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Andres werkt op het land. Het werk is…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Anisa maakt huiswerk op de computer. Ze doet dat…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Anna is bij de dokter. Ze krijgt…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Anna’s huis is te klein. Ze wil snel...
26
Arif wacht op de bus. De bus komt...
27
Arjun moet elke dag reizen naar zijn werk. Hij werkt in...
28
Arnold is schoonmaker. Hij werkt in...
29
Ayla eet haar ontbijt snel op. Ze heeft...
30
Aziz loopt elke dag. Hij loopt naar...
31
Barry is geslaagd voor zijn examen. Hij krijgt...
32
Bart gaat bijna elke dag met de auto. Hij rijdt dan naar...
33
Berat geeft les. Hij vertelt over...
34
Bilal gaat naar de bioscoop. Hij gaat met zijn...
35
Bob houdt niet van zwemmen. Hij gaat liever...
36
Brenda doet een opleiding. Ze moet iedere avond...
37
Cai werkt met hout. Hij maakt...
38
Carla drinkt een glas water. Ze doet dat...
39
Carlos gaat vroeg slapen. Hij is...
40
Carlos is vrij. Hij gaat...
41
Carlos maakt muziek. Hij doet dat...
42
Carmen eet elke dag een banaan. Soms eet ze ook...
43
Caro gaat vaak met de bus naar school. Soms gaat ze...
44
Chen verkoopt bloemen. Ze doet dat...
45
Chris heeft een computer. Hij gebruikt de computer om te...
46
Chris neemt zijn pillen. Hij heeft pijn in zijn...
47
Christina belt met haar moeder. Ze praten over...
48
Christo heeft dorst. Hij drinkt een glas...
49
Claire kijk uit het raam. Ze kijkt naar...
50
Claire leert Nederlands. Ze vindt Nederlands...
51
Dael heeft veel geld. Hij werkt...
52
Dafne kan goed zingen. Ze kan ook goed...
53
Daniël heeft pijn aan zijn kies. Hij gaat naar...
54
Daniëlle gaat studeren. Ze pakt haar...
55
Dany heeft hoofdpijn. Ze wil...
56
Dario zit op school. Hij maakt een...
57
Dave is niet blij met zijn haar. Zijn haar is...
58
Dave lust geen koffie. Hij drinkt liever...
59
Dave werkt in een café. Hij moet daar...
60
David en Maria rijden naar de stad. Ze zoeken...
61
David heeft een boot. Hij gebruikt de boot om te...
62
David is dik. Hij eet elke dag...
63
David werkt in een ziekenhuis. Hij is...
64
De auto van Leah is kapot. Ze brengt de auto naar...
65
De baas van Patrick is boos. Patrick vindt dat...
66
De broer van Souad heeft een baby gekregen. Souad is...
67
De bus is vaak te laat. Paul vindt dat...
68
De bus rijdt langzaam. Lia wil...
69
De dochter van Sophia kijkt veel tv. Ze kan beter gaan...
70
De dokter praat met Sofia. De dokter geeft Sofia...
71
De familie Wang woont in een leuke straat. Zij wonen naast...
72
De kinderen lezen samen. In het boek staat...
73
De klas is leeg. Iedereen is...
74
De koning is op het nieuws. Hij vertelt over...
75
De les begint om 11 uur. Hetty gaat...
76
De les is afgelopen. We willen nu...
77
De man belt in de auto. Dat is...
78
De stoel is kapot. Jaimy gaat de stoel...
79
De trein is vol. Hanna moet...
80
De zoon van Samira gaat naar school. Samira vindt dat...
81
Debra zit op school. Ze maakt veel...
82
Die sinaasappel is oud. Je moet de sinaasappel...
83
Diego houdt van koken. Hij kookt graag voor...
84
Dimitri werkt in een garage. Hij maakt...
85
Dunya gaat naar een feest. Het feest is van haar...
86
Dylan is bij de tandarts. Dat is...
87
Edgar en Joko koken samen. Ze doen dat...
88
Een mug heeft mij geprikt. Nu krijg ik...
89
Ella bakt koekjes. Ze bakt de koekjes voor...
90
Emma doet een opleiding. Dat is...
91
Emma schrijft alles op. Daarna gaat ze...
92
Emma wast haar handen. Ze gaat...
93
Er is ingebroken bij Ben. Hij belt naar...
94
Er komen nieuwe huizen in onze buurt. Ik vind dat...
95
Er ligt rommel op straat. Dat is...
96
Esma wil lerares worden. Zij gaat...
97
Esra is ziek. Ze vindt dat...
98
Fanya is op de markt. Ze zoekt...
99
Farid is zanger. Hij moet vandaag...
100
Fausia stapt uit de boot. Ze loopt naar...
101
Felipe houdt van lezen. Hij koopt elke maand...
102
Felix gaat elke dag zwemmen. Soms gaat hij ook...
103
Fico woont ver van zijn werk. Hij moet elke dag...
104
Filip maakt de badkamer schoon. Hij vindt dat...
105
Filiz koopt een nieuwe jas. Ze koopt ook...
106
Finn kijkt nu televisie. Hij gaat straks...
107
Franco gaat verhuizen. Zijn nieuwe huis heeft een...
108
Frank leest de krant. Hij leest over..
109
Fred gaat naar school. Hij heeft les tot...
110
Gabriel maakt een opdracht. Hij doet dat...
111
Gary leest zijn dochter voor. Lezen is...
112
Gary woont bij het strand. Hij wil het liefst...
113
Gina kijkt vaak televisie. Ze houdt van programma's over...
114
Grace houdt niet van groente. Ze vindt dat...
115
Halil rijdt in een vrachtwagen. Hij vindt dat...
116
Han heeft zijn diploma gehaald. Hij gaat nu...
117
Hannah eet graag vis. Ze haalt die vis...
118
Hannah leert Nederlands. Ze leert ook...
119
Hannah maakt haar huis schoon. Ze doet dat...
120
Harold is niet alleen. Hij heeft...
121
Harry is gevallen. Hij heeft...
122
Hassan maakt zijn brommer. Het wiel is...
123
Hassan werkt in een restaurant. Hij leert daar...
124
Het bord van Sahid is gevallen. Sahid is...
125
Het eten is heel warm! Je moet...
126
Het fruit is op. Ik ga nu naar...
127
Het huis van Tania is heel groot. Haar huis heeft...
128
Het is donker. Ik reis dan liever niet met...