examen Flashcards

(48 cards)

1
Q

Wat is landschap?

A

Landschap = combinatie van landschapvormende lagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de natuurlijke lagen die het fysische milieu vormen.

A
  • Bodem
  • Reliëf (hoogteverschillen)
  • Water
  • Klimaat
  • Natuurlijke vegetatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen natuurlandschap en cultuurlandschap?

A
  • Natuurlandschappen: nog niet door de mens veranderd
  • Cultuurlandschap: menselijke activiteiten bepalen het uitzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een industrieel landschap?

A

Gecentraliseerde bewoning met veel fabrieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is landschapsgenese?

A

De ontwikkeling of verandering van het landschap door de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke veranderingen kunnen landschapsgenese veroorzaken?

A
  • Menselijke activiteiten (landbouw, stedenbouw, industrie)
  • Natuurlijke gebeurtenissen (overstromingen, bosbranden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurde er voor de 8ste eeuw in de landbouw?

A

Kleine groepen mensen bewerkten enkel de vruchtbaarste gronden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kouters?

A

Open landbouwvelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke invloed hadden kerk en adel van de 12de tot de 18de eeuw?

A

Zij hadden veel invloed op de ontwikkeling van dorpskernen en kastelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurde er tussen 1850 en 1950 in de landbouw?

A

Landbouw werd geprivatiseerd en industrie en steden groeiden snel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn ecosysteemdiensten?

A

Voordelen die de natuur biedt, onderverdeeld in 4 soorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de vier soorten ecosysteemdiensten.

A
  • Producerende ecosysteemdiensten
  • Regulerende ecosysteemdiensten
  • Culturele ecosysteemdiensten
  • Ondersteunende ecosysteemdiensten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn producerende ecosysteemdiensten?

A

Producten uit de natuur die we gebruiken (bijv. bessen, hout)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is verwering?

A

Afbreken van gesteente door weer, water of planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is erosie?

A

Wegspoelen of -waaien van los materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is sedimentatie?

A

Neerleggen van verplaatst materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn massabewegingen?

A

Vormen van erosie waarbij gesteente of aarde bergafwaarts beweegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is bodemcreep?

A

Zeer trage beweging van bodemdeeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat veroorzaakt watererosie?

A

Door regen of stromend water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de functie van rivieren in het landschap?

A

Transporteren en zetten materiaal af, wat het landschap vormgeeft

21
Q

Wat is bodemvorming?

A

vast gesteente verwering tot los materiaal, waarna planten groeien

22
Q

Wat is humus?

A

Donkere, vruchtbare bovenlaag van de bodem

23
Q

Noem de korrelgroottefrancties van bodemdeeltjes van groot naar klein.

A
  • Grind
  • Zand
  • Silt
  • Klei
24
Q

Wat zijn de kenmerken van de Brabantse leemstreek?

A
  • Plateauhoogte: 90 m – 120 m
  • Diepe insnijdingen door rivieren
  • Open en gesloten landschappen
25
Wat gebeurde er tijdens het Paleozoïcum?
Ontstaan door de Hercynische gebergtevorming, is later volledig afgevlakt door erosie
26
Wat is de impact van de mens op het natuurlijk landschap?
Begin van landbouw leidde tot erosie en sedimentatie in rivieren
27
Wat is de rol van moderne landbouw in erosie?
Zware machines en grote percelen verhogen erosie
28
Hoe kan erosie beperkt worden?
* Bosvegetatie herstellen * Groenbedekkers * Mulching * No-till/minimale grondbewerking * Contourploegen * Grasgangen
29
Wat is landgebruik?
Geeft aan waarvoor een stuk grond wordt gebruikt (vb. landbouw, bos, woningen)
30
Wat is verharding?
Bodem die ondoordringbaar wordt door asfalt of beton
31
Wat zijn de drie typen bebouwing?
* Kernen * Lintbebouwing * Verspreide bebouwing
32
Wat zijn de gevolgen van verspreide bebouwing?
* Minder natuur * Meer autoverkeer * Hogere kosten voor infrastructuur
33
Wat zijn gewestplannen?
Bestemmingsplannen die aangeven waar welke functie mag komen
34
Wat is het doel van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen?
Open ruimte beschermen en verstedelijking sturen
35
Wat is subsidiariteit?
Beslissingen worden genomen door het best passende bestuursniveau
36
Wat zijn de functies van bundelen in de stad?
Wonen, werken en ontspannen ## Footnote Dit verwijst naar het combineren van verschillende functies in de stedelijke ruimte.
37
Wat is het doel van het beleidsplan ruimte Vlaanderen (BRV)?
Vervangen van het RSV en inspelen op actuele uitdagingen zoals vergrijzing, klimaatverandering, energietransitie en mobiliteit ## Footnote Het BRV richt zich op een strategische aanpak voor ruimtelijke ordening.
38
Wat is subsidiariteit?
Beslissingen worden genomen door het best passende bestuursniveau ## Footnote Dit houdt in dat lokale besturen zoals gemeenten beslissen over kleinere projecten, terwijl provincies of de Vlaamse overheid grotere projecten behandelen.
39
Wat zijn Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA’s)?
Plannen die gemeenten kunnen maken om gewestplannen aan te passen ## Footnote BPA's geven gemeenten de mogelijkheid om specifieke ruimtelijke ontwikkelingen te sturen.
40
Wat zijn Ruimtelijke Structuurplannen?
Plannen met een visie op lange termijn die geen bestemmingen vastleggen maar richting geven ## Footnote Deze plannen helpen bij het strategisch denken over de ontwikkeling van de ruimte.
41
Wat is het doel van de bouwshift?
Tegen 2040 mag er geen bijkomend ruimtebeslag meer zijn (0 hectare per dag) ## Footnote De bouwshift focust op het beter benutten van bestaande ruimte.
42
Wat zijn de vier hoofdstrategieën van de bouwshift?
* Verweving * Intensivering * Hergebruik * Tijdelijk ruimtegebruik ## Footnote Deze strategieën zijn gericht op het efficiënter en duurzamer gebruik van ruimte.
43
Wat valt onder open ruimte?
Onbebouwde gebieden zoals landbouwgrond, natuur en bossen ## Footnote Open ruimte is cruciaal voor onder andere voedselproductie en biodiversiteit.
44
Wat zijn groene en blauwe aders?
* Groene aders: parken, bossen, bomenrijen * Blauwe aders: beken en rivieren ## Footnote Deze aders verbinden natuur en stad en zijn belangrijk voor ecologische functies.
45
Wat is de Modal Shift?
Overstap naar duurzame vervoersmiddelen zoals fiets, te voet en openbaar vervoer ## Footnote Dit vereist dat wonen, werken en voorzieningen dicht bij elkaar liggen.
46
Wat zijn enkele voorwaarden voor duurzame mobiliteit?
* Meer fietsstraten * Fietssnelwegen * Beter openbaar vervoer * Meer laadpalen voor elektrische wagens ## Footnote Deze voorwaarden helpen bij het bevorderen van duurzame vervoerskeuzes.
47
Wat zijn belangrijke elementen voor duurzaam wonen in de stad?
* Verdichting * Verweving van functies * Meer groen in de stad ## Footnote Deze elementen zijn gericht op het verbeteren van de leefomgeving in stedelijke gebieden.
48
Wat zijn alternatieve woonvormen?
* Cohousing * Compact wonen * Zorgwoningen * Aanpasbaar wonen ## Footnote Deze woonvormen zijn gericht op flexibiliteit en gemeenschappelijk wonen.