Examenvragen deel martens Flashcards
(120 cards)
Hoe ontstaan stressfracturen?
= de cortex onderbroken, maar niet over de gehele dikte van de cortex!
Het is een barstje dat slechts doorloopt in 50-60% van de cortex. Dit is geen acute zaak i.t.t.
een fissuur, het dier loopt af en toe een beetje mank.
Het ontstaat vaak bij chronische overbelasting, bv. renpaarden die op jonge leeftijd worden getraind.
2 Voordelen en 2 nadelen van externe fixatie met PMMA
= Polymethylmetacrylaat = een autopolymeriserende stof. Dit is een poeder en een vloeistof en wanneer dit wordt
gemengd met elkaar wordt het keihard. = een fixatie methode buiten de huid (externe fixatie)
Voordelen:
- Goedkope oplossing
- Wordt gebruikt bij zowel GHD als KHD
- stevig
Nadelen:
- Er mogen geen luchtbellen aanwezig zijn een luchtbel is een plaats zonder stevigheid
- Produceert warmte bij het polymeriseren er ontstaan brandwonden wanneer het tegen de
huid komt
- Niet overvullen het product zet erg uit met hard worden
- Geen aanpassingen mogelijk
- Doorzagen om te verwijderen
- Zet op de juiste volgorde en streep weg wat er niet bij hoort -> stappen van het plaatsen van een corticale schroef
Corticalis schroeven –> gebruikt in hard, corticaal been
Hier is een doorsnede van een tibia te zien met een schuine fractuur. Hierbij is er enkel corticaal been, een mergholte en weer corticaal been. Er is geen spongieus been aanwezig.
1) Eerste boor (+boorgeleider) van 3,5 mm door cis-cortex tot aan mergholte.
2) Tweede boor (+ boorgeleider) van 2,5 mm door trans-cortex.
3) Schroef mag niet uitsteken –> countersink, heeft dezelfde vorm als de kop van de schroef en zorgt dat deze vorm erin wordt geboord.
4) Hierna dieptemeter: hoelang moet de schroef zijn? –> Zit een haakje aan uiteinde. –> compressie: 2 mm eraf. –> Bij zeer grote spleet 4 mm.
5) Dan dradentrekker –> diameter van 3,5 mm –> dus enkel effectief in trans-cortex.
6) Schroef glijdt door de cis-cortex maar trekt in de trans-cortex. Bij het aandraaien van de
schroef worden de fragmenten tegen elkaar getrokken.
De schroef komt er aan de onderkant een beetje uit omdat het laatste deel van de schroef een punt is en dus minder grip heeft.
3 redenen waarom je geen crepitatie zou kunnen voelen bij een totale fractuur
Crepitatie = verspringen van lucht, ook bij beenfragmenten die over elkaar knarsen
–> enkel bij fracturen die tegen elkaar zitten
o Niet bij fissuur/stabiele fractuur
o Niet bij weke delen interpositie/distractie
Bij een totale fractuur is het bot volledig door, is er instabiliteit en zijn er 2 of meer fragmenten die t.o.v. elkaar bewegen. Er is dus een totale onderbreking van de continuïteit.
- Fragmenten ver uit elkaar (distractie)
- Zachte weefsels zoals spieren tussen beide fragmenten
- Stabiel fractuur –> fragmenten goed tegen elkaar.
- Een eigenaar vraagt om een kalf met een dwarse fractuur halverwege het pijpbeen te
behandelen dmv een gips. Van waar tot waar zou U deze gips plaatsen en wat is het nadeel
verbonden aan deze behandelingsmethode voor de fractuur?
(2 ptn )
van onder de klauwen (0,5) tot minstens halverwege de radius (0,5).
Nadeel: is geringe stabiliteit door weke delen (0,5) vooral rotationele instabiliteit (0,5)
Spalk of gips –> enige vorm van immobilisatie na gesloten reductie of aanvullend bij interne fixatie. Het zorgt voor een fixatie van het been met de aanpalende gewrichten en de weke delen. Bij een plaats waar er weinig weke delen zijn is het goed omdat de immobilisatie dan dicht tegen het bot zit.
Bij een minder goede immobilisatie kan dit leiden tot:
—> Schuine fractuur –> verschuiven
–> Dwarse fractuur –> rotatie of hoekvorming, daarom beter geen gips gebruiken omdat de
beenfragmenten in het gips naast elkaar kunnen schuiven omdat er enkel druk wordt uit
geoefend aan de zijkant.
–> Multipele fractuur –> collaps
Gips is een veel gebruikte immobilisatiemethode. Bij een beenfractuur moeten de aanpalende gewrichten mee in het gips, bij een fractuur in een gewricht moeten de aanpalende beenderen mee in het gips.
Geef 3 mogelijke gevolgen van een volledige Salter Harris type 5 fractuur ter hoogte van de
distale radius van de ulna bij een jonge hond ?
(3 ptn)
- Volledige remming van de resterende groei (0,5)
- leid tot radius curvus (1)
- valgus carpus (1)
- trapvorming elleboog (1)
- secundaire OA elleboog (0,5)
Opletten bij gepaarde beenderen, bv. een Salter Harris type 5 fractuur van de distale ulna, de ulna stopt met groeien maar de
radius groeit door. Deze wordt uiteindelijk iets geremd door de ulna en buigt naar voren. Hierdoor onwikkeling van valgus –> Xbenen.
- Wat verstaat men onder een ‘Velpeau sling’ en waarvoor kan dit gebruikt worden (2 ptn)
= verband die het voorbeen tegen de romp fixeert (1)
voor de tijdelijke immobilisatie na reductie schouderluxatie (1)
Malunion: wat is het?
= Er is heling van de fractuur, maar deze is niet in de juiste positie:
- Rotatie
- Hoekvorming
- Beenderen naast elkaar
Gevolgen:
Bij hoekvorming en axiale rotatie: ongelijke belasting → osteo-arthritis
Bij naast elkaar mal-union: verkorting van het been
Bij femur/humerus: compensatie door meer uitgesproken extensie van aanpalende
gewrichten
Bij fracturen van gepaarde beenderen (bv. radius/ulna): er ontstaat een callus die beide
beenderen aan mekaar verbindt → ≠ groeisnelheid van de ≠ fyses van radius en ulna kan bij jonge dieren een incongruentie van de aanpalende gewrichten ontstaan → osteo-arthritis
Behandeling:indien functionele gevolgen → correctieve osteotomie
Bij verkorting van het lidmaat: dwars doorzagen van het been → progressieve distractie van beenfragmenten d.m.v. circulaire externe fixator (type Ilizarov), men kan hiermee ook gelijktijdig hoekvorming of rotatie corrigeren
Teken antecurvatum en varus conformatie van radius & ulna.
Antecurvatum = onderste deel van het been wijkt naar achter uit, er is een kromming naar voren
Recurvatum = onderste deel van het been wijkt naar voor uit, er is een kromming naar achter
nonunion: wat is het?
= niet-geheelde fractuur, zonder klinische en radiografische progressie over meerdere maanden.
Wordt soms een ‘pseudartrose’ genoemd.
Pathologisch, is niet vanaf het eerste moment vast te stellen.
- Evolutie vanuit een delayed union
- Classificatie:
o Biologisch actief of hypertrofisch
o Biologisch inactief of atrofisch
Behandeling atrofische nonunion
Chirurgisch behandelen d.m.v.:
Verwijderen fibreus weefsel fractuurspleet
Openen mergholte
Stevige fixatie (plaat en schroeven)
Beengreffe
Indien infectie oplossen
Behandeling hypertrofische nonunion
Chirurgie waarbij de essentie een betere fixatie van de fractuurfragmenten is.
Platen en schroeven
Slow union: wat is het?
Langzame callusvorming
Niet pathologisch, het duurt gemiddeld 2 maanden voor een fractuur geheeld is
maar soms duurt het langer, bv. 3 maanden. Na 2 maanden een radiografische
en klinische controle en evt. de immobilisatie wat langer ter plaatse houden.
Etiologie
Vorm
Lokalisatie (groeiplaat of niet) fractuur t.h.v. een groeiplaat zal sneller helen
Vascularisatie
Afstand tussen fragmenten
Leeftijd, diersoort, hormonale toestand, individu
Delayed union: wat is het?
Vertraagde callusvorming
Pathologisch, wanneer de fractuurheling langer dan 4 maanden duurt. Je kunt opsporen waardoor het langer duurt en dat behandelen, en daarnaast langer immobiliseren.
Etiologie
Gestoorde vascularisatie
Teveel beweging (torsie) hierdoor is er geen callusvorming
Infectie beennecrose, hyperemie
Denervatie vascularisatiestoornis
Weefsel interpositie bv. stukje spierweefsel dat tussen de fragmenten zit
Medicatie: glucocortico’s, NSAID’s
Wat verstaat men onder een slab fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)
Verticale Fractuur van een kort been (vb. carpus) die van het ene naar het ander gewricht loopt (0,5)
Tekening (0,5)
Wat verstaat men onder een barst fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)
Een fissuur gaat door 1 cortex maar loopt niet door naar de andere cortex, er is dus geen beweging
mogelijk
Wat verstaat men onder een schilfer fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)
Dit is een fractuur die er t.h.v. een zijde van de cortex ingaat en er aan dezelfde kant weer uitkomt. De schilfer kan ter plaatse blijven of wat los komen maar het been is nog steeds stabiel. Op het pijpbeen komt het zelden voor, wel vaker op het bekken. Daarnaast zijn er intra-articulaire schilferfracturen, dit kan
voorkomen bij de carpaal- of tarsaalbeentjes. Wordt in het Engels een ‘chip’ fractuur genoemd.
Wat verstaat men onder een Groenhout fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)
Dit is een fractuur die enkel optreedt bij de lange beenderen van jonge dieren
omdat deze beenderen nog zeer elastisch zijn, ze versplinteren dus niet. De
ene cortex is wel onderbroken en de andere niet of slechts een klein beetje
ingedeukt. Komt niet vaak voor
Wat verstaat men onder een Subperiostale ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)
Komt ook voor bij jonge dieren, hierbij zijn beide cortices onderbroken maar is het periost nog
intact. Er is dus geen sprake van een totale fractuur want er is nog stabiliteit.
Bovenstaand paard staat op de weide met 3 andere paarden
en werd duidelijk mank aangetroffen. Drie dagen geleden was
het paard nog volledig normaal. Er werden
overzichtsradiografieën genomen van de voet tot de knie
waarop geen uitgesproken afwijkingen zichtbaar waren.
Wat zijn de 2 meest relevante klinische abnormaliteiten die U bij dit
paard kan opmerken? (2 pt)
Wat zijn op basis hiervan de 2 belangrijkste differentiaaldiagnosen
waarmee U rekening moet houden? (2 pt)
Welke bijkomende onderzoeken zal U doen om te proberen
tot een juiste diagnose te komen? (2 pt)
Geef voor beide differentiaaldiagnosen 3 kern-elementen van de behandeling:
Wat zijn de 2 meest relevante klinische abnormaliteiten die U bij dit
paard kan opmerken? (2 pt)
- Diffuse (0.5) zwelling (0.5) van het linker achterbeen
- Vermoeden van kleine wonde (0.5) ter hoogte van de dorsale sprong
(0.5)
Wat zijn op basis hiervan de 2 belangrijkste differentiaaldiagnosen
waarmee U rekening moet houden? (2 pt)
- Infectieuze lymfangitis (1)
- Infectieuze artritis tgv penetrerende gewrichtswonde (1
Welke bijkomende onderzoeken zal U doen om te proberen
tot een juiste diagnose te komen? (2 pt)
- Sondage van de wonde (0.5)
- Radiografie met sonde ter plaatse (0.5)
- Echografie om na te gaan of gewricht opgezet is / er subcutane abcessen aanwezig zijn (0.5)
- Punctie van gewricht (0.5) + analyse van het vocht WBC /
TE: % PMN (0.5)
Geef voor beide differentiaaldiagnosen 3 kern-elementen van de behandeling:
* Kern-elementen bij de behandeling van differentiaaldiagnose 1: …lymfangitis… (2 pt)
- Algemene antibiotica (0.5) , NSAID’s (0.5)
- Compressieve verbanden met desinfecterende oplossing (0.5)
- Beweging geven (0.5) Evt. Diuretica (0.5)
- Kern-elementen bij de behandeling van differentiaaldiagnose 1: …infectieuze artritis… (2 pt)
- Kiemidentificatie + antibiogram (0.5)
- Spoelen van het gewricht via artroscopie (0.5)
- Algemene antibiotica (0.5) Lokale antibiotica (0.5) NSAID’s (0.5)
- Kern-elementen bij de behandeling van differentiaaldiagnose 1: …infectieuze artritis… (2 pt)
- Kiemidentificatie + antibiogram (0.5)
- Spoelen van het gewricht via artroscopie (0.5)
- Algemene antibiotica (0.5) Lokale antibiotica (0.5) NSAID’s (0.5)
Wat zijn de 2 instrumenten die je nodig hebt voor het plaatsen van een cerclage en teken ze.
Cerclage = staaldraad rond een object aanbrengen en dan aanspannen
wire passer
gespecialiseerde tang
o Waarmee rekening houden bij aanspannen van cerclagedraad?
. Je moet oppassen dat je niet te ver aandraait want dan kan de staaldraad breken. Het uiteinde moet mooi tegen het bot worden gedraaid wat dit is scherp en anders is er continu beschadiging van spier, pezen etc..
Fractuur wordt gestabiliseerd met intramedullaire pin en cerclagedraad: tekstje aanvullen over hoe pin wordt aangebracht in de mergholte. En opties aanduiden die ook een even goede optie zouden kunnen zijn
Een intramedullaire pin in de mergholte wordt gebruikt bij de humerus, radius, tibia, femur en de pijpbeenderen bij KHD. Hierbij wordt gebruik gemaakt van Steinmann pinnen. De pin zal zijdelingse beweging vermijden maar er is wel rotatie en axiale compressie mogelijk, daarom is bijkomende stabilisatie nodig via een andere techniek.
De pin moet in de mergholte worden geplaatst zonder de aanpalende gewrichten te beschadigen. In de femur wordt de pin via de fossa trochanterica ingevoerd.
Bij schuine fracturen kan voor stabiliteit en compressie gebruik worden gemaakt van cerclage. Bij dwarse fracturen kan de intermedullaire pin gecombineerd worden met een extern fixatiesysteem. Het enige doel van de externe fixatie is rotatie tegengaan.
Een femurfractuur kan ook op een andere manier behandeld worden, namelijk met een plaat en schroeven. Maar die methode
is duurder en niet elke DA heeft de spullen ervoor. Daarom wordt toch vaak voor deze methode gekozen
De pin kan op 2 manieren worden geplaatst, op de retrograde of normograde manier.
retrograde: open reductie vereist. Er wordt een incisie gemaakt, dan kan
worden gekeken hoe groot de mergholte is want de pin mag niet gaan knellen. De pin heeft
minstens 1 punt, deze punt wordt in de mergholte naar proximaal ingevoerd. Met de punt
wordt een gaatje in het bot gemaakt (fossa trochanterica, tuberositas tibia of cranio-lateraal
van de humerus), dan wordt de pin er terug uit gehaald en omgedraaid. De pin moet er
vervolgens verder in worden gestoken, tot de punt gelijk zit met de fractuurspleet. Dan ga je
de pin doorvoeren, verder in de diepte tot deze mooi in het distale deel van de mergholte zit.
Op een bepaald moment komt de pin t.h.v. de epifyse, dan ga je de pin een beetje
terugtrekken, op 1 cm afknippen er en terug in slaan. De bedoeling is dat de pin goed in het
bot zit maar er niet helemaal in verzonken is, het mag er gerust 1 cm uitsteken want dit komt
toch tussen de spieren te zitten. Zo kun je er makkelijker bij wanneer er bv. infectie optreedt.
Deze methode wordt het meest gebruikt omdat het de makkelijkste methode is maar de fractuurhaard
is wel open dus er is kans op contaminatie.
Bij de normograde plaatsing wordt de pin van bovenaf ingebracht. Er is dus gesloten reductie,
geen trauma t.h.v. de fractuurhaard en het is aseptisch mogelijk. Maar deze methode is veel
moeilijker uit te voeren.
Het doorvoeren van de pinnen wordt gedaan met een Jacob’s kop of boor.
De lengte van de pinnen wordt evt. vooraf bepaald en anders ter plaatse afgeknipt.
o 2,5 maand later radiografische opname met hypertrofische non-union zichtbaar en MPC over hoe je dit kan oplossen.
= niet-geheelde fractuur, zonder klinische en radiografische progressie over meerdere maanden.
Behandeling hypertrofische nonunion
Chirurgie waarbij de essentie een betere fixatie van de fractuurfragmenten is.
Platen en schroeven
ook mergnageling
en/of het gebruik van een externe fixator kunnen efficiënt zijn.
o Wat is een niet-chirurgische manier om na reductie van een heupluxatie bij een hond voor retentie te zorgen?
Bij de hond een velpeau (voor) of
ehmer (achter) sling.
Niet gebruiken bij een verplaatste onstabiele
femurfractuur, want dan is er niet genoeg
immobilisatie. Bij een niet-verplaatste barst kan het
wel.
Bij de meeste totale fracturen van gewichtsdragende beenderen vindt de behandeling in 3 stappen
plaats:
1. Reductie op z’n plaats brengen
2. Retentie op z’n plaats houden tot de stabilisatiemethode wordt aangebracht