expression de temps Flashcards
1
Q
au vingtième siècle
A
in de twintigste eeuw
2
Q
en 2015
A
in 2015
3
Q
au printemps
A
in de lente
4
Q
en été
A
in de zomer
5
Q
en automne
A
in de herfst
6
Q
en hiver
A
in de winter
7
Q
en november
A
in novermber
8
Q
au mois de septembre
A
in de maand december
9
Q
avant
A
voor
10
Q
après
A
naa
11
Q
vers midi
A
rond de middag
12
Q
à midi
A
op de middag
13
Q
à minuit
A
om middernacht
14
Q
le matin
A
de ochtend
15
Q
l’apres midi
A
’s namiddags
16
Q
de 9h 30 à 12h00
A
van 9h30 tot 12h00
17
Q
entre 13h00 et 17h00
A
tussen 13h00 en 17h00
18
Q
à partir de midi
A
vanaf de middag
19
Q
jusqu’à ce soir
A
tot de avond
20
Q
du 15 au 25 april
A
van 15 tot 25 april
21
Q
trois fois par jour
A
drie keer per dag
22
Q
toutes les semaines
A
elke week
23
Q
chaque semaine
A
elke week
24
Q
tous les mois
A
elke maan
25
tous les mois
elke maand
26
le deux mars
twee maart
27
le vingt octobre
twintig oktober
28
le premier février
1 februari
29
le premier mai
1 mei
30
à ce moment-là
toen
31
il y a une semaine
een week geleden
32
la vielle
de oude
33
la semaine dernière
vorige week
34
la semaine précedente
de voorgaande week
35
en ce moment
op dit moment
36
à ce moment-là
op dat moment
37
dans trois semaines
binnen drie weken
38
le lendemain
de volgende dag
39
la semaine suivante
de volgende week
40
mardi procian
volgende dinsdag
41
pendant
tijdens
42
en
in
43
dans
binnen
44
depuis
sinds
45
d'après
volgens
46
il y a
er is
47
procian
volgende
