Extra vragen Antidepressiva Flashcards

(37 cards)

1
Q

Waar zorgen alle antidepressiva op korte termijn voor?

A

toename van de hoeveelheid
neurotransmitters (noradrenaline, serotonine en in geringere mate dopamine) in de synapsspleet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn voorbeelden van TCA’s?

A

amitriptyline en nortriptyline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werkt amitriptyline?

A

Amitriptyline remt zowel de heropname
van serotonine als noradrenaline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt nortriptyline?

A

Nortriptyline, welke een metaboliet van amitriptyline is, remt de
heropname van noradrenaline en in geringere mate ook die van serotonine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn voorbeelden van SSRI’s?

A

citalopram, fluoxetine en paroxetine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werken SSRI’s?

A

SSRI’s remmen selectief de
heropname van serotonine in het presynaptisch neuron. Hierdoor neemt de hoeveelheid serotonine
in de synapsspleet toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is antidepressiva niet geindiceerd bij een matig ernstige depressie?

A

Bij
lichte depressie is het effect niet beter dan placebo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een niet geregistreerde indicatie voor TCA?

A

Neuropathische pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke bijwerkingen hebben SSRI’s?

A
  • Hyponatriëmie
  • Trombocytopathie (bloedingen)
  • Maag-darmklachten
  • Hoofdpijn
  • Slapeloosheid
  • Seksuele disfunctie
  • Serotoninesyndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke combinatie met TCA geeft versterkte orthostase?

A

Antihypertensiva en diuretica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke combinatie met SSRI’s heeft een risico op een extra verhoogd bloedingsrisico?

A

NSAID’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt het serotoninesyndroom in?

A

Een zeldzame maar gevaarlijke
bijwerking bij medicijnen die de serotoninespiegel in de synaps verhogen, waarbij symptomen zoals agitatie, koorts en hyperreflexie voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke bijwerkingen staan bij TCA’s op de voorgrond?

A

frequent voorkomende anticholinerge bijwerkingen, vooral bij ouderen (cognitief disfunctioneren en verwardheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is het risico op anti-noradrenerge bijwerkingen het grootste?

A

Bij dehydratie (bijvoorbeeld bij diarree, koorts of braken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk bijwerkingenprofiel heeft de versterking van serotonine (oftewel SSRI’s?

A

Maag-darmklachten, hoofdpijn, anorexie of juist gewichtstoename,
slapeloosheid en agitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn risicofactoren op hyponatriemie bij SSRI gebruik?

A

Combinatie SSRI’s en thiazidediuretica
Infectie
Oudere leeftijd
Weinig intake van eiwit en zout
Zoutverlies (diarree, zweten)
Veel drinken.

17
Q

Hoe wordt hyponatriemie bij SIADH behandeld? En waardoor gebrek aan welk hormoom ontstaat dit?

A

Inadequate ADH-secretie, resulteert in hyponatriëmie. Vochtbeperking

18
Q

Welke symptomen geeft serotoninesyndroom?

A

Agitatie, koorts en hyperreflexie.

19
Q

Welke combinatie van medicatie verhoogd de kans op het serotoninesyndroom?

A

SSRI en tramadol

20
Q

Hoe behandel je het serotoninesyndroom?

A

diazepam en het koelen van de patiënt (als er sprake is van hyperthermie).

21
Q

Welke anticholinergie bijwerkingen hebben TCA’s?

A

Visusstoornissen:
o accommodatiestoornissen
o verslechtering van een
glaucoom
Droge mond
Mictiestoornissen
Obstipatie
Seksuele disfunctie
Verwardheid,
o delier (ouderen)

22
Q

Wanneer treedt SIADH op?

23
Q

Wat doe je bij gelijktijdig beruik van een SSRI en een NSAID?

A

Dosis van het NSAID verlagen, maagzuur remmende medicatie starten
(protonpompremmer) of het NSAID vervangen door een selectieve cox-2-remmer

24
Q

Welke medicatie geeft interacties met TCA’s?

A

Antihypertensiva en Diuretica, waardoor orthostase

25
Welke medicatie geeft interacties met SSRI's?
1. Hyponatriemie: - Thiazidediuretica (hydrochloorthiazide, chloortalidon) 2. bloedingen (oa GE bloeding) - NSAID 3. Serotonerg syndroom - Serotonerge geneesmiddelen (lithium, tramadol, triptanen, tryptofaan, sint-janskruid)
26
Wanneer moet je behandeling voor een depressie evalueren?
Na zes maanden evalueren. Een succesvolle behandeling dient na herstel nog minimaal zes maanden gecontinueerd te worden.
27
Hoe moet je stoppen met antidepressiva?
Bij stoppen met de behandeling moet de dosering langzaam worden uitgeslopen om het ‘antidepressiva-onttrekkingssyndroom’ (slaapklachten, agitatie, angst) te voorkomen.
28
Waarvoor worden stemmingstabilisatoren gebruikt? En welke middelen werken stabiliserend?
Behandeling en profylaxe van manieën en depressies bij de bipolaire stoornissen Verschillende typen: lithium, anticonvulsiva en antipsychotica.
29
Hoe wordt lithium uitgescheiden?
Ongeveer 75% van het gefiltreerde lithium wordt in de proximale tubulus evenredig met natrium en water geresorbeerd.
30
Wat is altijd nog bij lithiumgebruik om overdosering te voorkomen>
Lithium heeft een smalle therapeutische breedte en dient op basis van de lithiumspiegel in het bloed te worden gedoseerd, omdat het gevaarlijk is bij overdosering.
31
Wat is de therapeutische breedte van lithium?
0.4-1.2 mmol/l
32
Wanneer kan gemakkelijk een intoxicatie ontstaan bij lithium?
Omdat lithium met natrium interacteert, kan gemakkelijk een intoxicatie ontstaan door onvoldoende vocht en zout inname of overmatig zweten. Het risico op lithiumintoxicatie is vergroot bij nierfunctiestoornissen.
33
Wat is de indicatie van lithium?
Lithium wordt gebruikt voor de behandeling van bipolaire stoornis en als additietherapie bij therapieresistente unipolaire depressieve stoornis.
34
Wat zijn de bijwerkingen van lithiumgebruik? (kort termijn)
10 tot 20% trager werkende schildklier. (iatrogene hypothyreoïdie dient de schildklierfunctie (TSH) periodiek te worden bepaald.) misselijkheid, braken, diarree en myoclonieën
35
Wat zijn de bijwerkingen van lithiumgebruik? (lange termijn)
Diabetes insipidussyndroom --> polyurie en dorst Nierinsufficiëntie
36
Wat gebeurt er bij een ernstige lithiumintoxicatie (plasmaspiegel >2 mmol/L)?
verwardheid en zelfs coma optreden.
37
Welke interacties zijn er met lithium?
Diuretica NSAID’s RAS-remmers (zorgen allen voor hogere lithiumspiegels)