Fenomenologisch-existentieel Flashcards

(23 cards)

1
Q

Existentieel

A
  • existentie = het leven, het bestaan
  • grote levensvragen
  • wie ben ik? waarom ben ik hier?
  • mens met wat hij voelt en werkelijk verlangt
  • elk mens met zijn existentiële binnenkant –> iedereen ervaart de realiteit op een andere manier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fenomenologisch

A
  • fenomenen = wat zich voordoet
  • ervaring en betekenis die mens eraan geeft als belangrijkste fenomeen
  • waarnemen, zonder oordeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Betekenis aan je leven

A
  • het leven heeft a priori geen zin… het is aan jou om het betekenis te geven en waarde is niets anders dan de betekenis die jij kiest
  • Oordeel/ waarde is welke betekenis jij geeft aan iets, het is niets beter of slechter
  • Welke betekenis geeft iemand aan zijn leven en waarom gedraagt die zich dan zo?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sigmund Freud

A
  • Neuroloog wenen
  • Grondlegger psychologie
  • Grote invloed op alle vormen van psychotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Freuds Visie

A

Analyse van menselijk zijn met aandacht voor onbewuste. beschrijving van driften
- es - ich - uber-ich (innerlijke conflicten in hun bewust zijn)
- oedipuscomplex: losmaken van verlangens van ouders
- verdedigingsmechanismen (om gaan met innerlijke conflicten)
- mensen gevoel geven dat je hen begrijpt –> je kan gedrag niet veranderen of oplossen je kan het idee erachter veranderen de waarde
- gedrag is uitwerking van innerlijk conflict
- behandeling met vrije associatie en droomverheldering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vrije associatie

A

hoe kan je mensen proberen voorbij die remming brengen om zichzelf beter te kunnen begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verdedigingsmechanismen

A
  • Verdringen
  • Regressie
  • (Vlucht, escapisme)
  • (Rationalisatie)
  • (Projectie, sublimatie, introjectie, reactievorming,…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vertegenwoordigers van psychoanalyse

A

Voornamelijk in Europa. Aandacht voor vroege levenservaringen, voor het eigen levensverhaal. Praten met, ontmoeten, speltherapie. Ruimte voor emotie, driften, verlangens en conflict

  • Francois Dolto
  • Melanie Klein
  • Donald Woods Winnicott
  • John Bowlby
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Francois Dolto

A
  • Praat met kind ipv over kind
  • Opvoeden tot autonomie maar respect voor particulier verlangens kind
  • Particulier verlangen: persoonlijke, unieke verlangens van kind (wat kind in wezen wilt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Melanie Klein

A
  • Belang van speltherapie vergelijkbaar met vrij associatie bij volwassenen
  • Keek hoe ze met de theorie van Freud aan de slag kon gaan bij kinderen aangezien vrije associatie niet mogelijk is –> observeren
  • Duploblokken, hier zien we waar kinderen onbewust mee bezig zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Donald Woods Winnicott

A
  • Good enough parenting leg de lat als ouder niet te hoog, je hoeft geen perfecte ouder te zijn
  • Holding, kinderen die veiligheid, basale hechting missen moeten vastgehouden worden (letterlijk en figuurlijk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

John Bowlby

A
  • Hechtingstheorie
  • Aandacht voor vroege levenservaringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Jeroen Donckers

A

we hebben Freud nog elke dag nodig

Veel van Freuds theorieën mogen dan achterhaald zijn, hij was wel de eerste om te luisteren naar wie niet gehoord werd, dat ontbreekt soms in de psychische zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kritiek psychoanalyse als pseudowetenschap

A
  • weinig gevalsstudies en geen wetenschappelijk onderzoek. (niet zoveel mensen beschreven/niet echt wet onderzoek –> kritiek op psycho maar ook op het fenomelogish exis paradigma)
  • Omgevingsfactoren? (vooral focus op binnenkant en niet op de omgeving waarin de cliënt zich bevind)
  • Lange en dure trajecten. “praatkuur die mensen teveel tijd en geld kost” (niet efficient genoeg in dit kapitalistisch snel gaande maatschappij)
  • Alle oorzaken zoeken in het verleden/seksualiteit.
  • Niet theoretisch onderbouwd (hersenmodel/wat werkt er net?). –> kan je dit EVB doen? Want het is subjectief? Niemand kan aantonen waarom luisteren echt werkt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Weerwoord psychoanalyse als pseudowetenschap

A
  • Mens die worstelt met existentiële zaken, niet alleen een ontregeld brein;
  • Zonder oordeel luisteren is belangrijk
  • Psychodynamische/pyschoanalytische therapie wel wetenschappelijk onderbouwd. (werkt even goed dan een andere therapieen)
  • Van vele behandelingen/medicatie weet men niet hoe ze juist werken –> ze kunnen aantonen dat het werkt maar hoe het juist werkt kunnen ze bijna nooit aantonen (geen hersenmodel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Peter Van Walleghem

A

Toegepaste psychoanalyse. Opvoedkundige interventies, spreken, handelen en reflecteren over zichzelf vanuit een psychoanalytisch denkkader.

17
Q

Hoe kan men in een voorziening de inzichten van de psychoanalyse integreren en wat is de meerwaarde?

A
  • Er bestaan geen psychoanalytische voorzieningen maar wel mensen die psychoanalytisch georiënteerd zijn.
  • Regels en afspraken: moeten er zijn. Maar hij vraagt zich af: zijn ze er voor ons eigen comfort of creëren de regels een kader dat jongeren helpt om zichzelf te ontwikkelen?
  • Belangrijk is ook de ‘verwondering’ en het vermogen om zich te laten verrassen. Zonder die verwondering dreigen automatismen en routine waar niemand beter van wordt.
  • Het psychoanalytisch denkkader kan ons helpen op twee manieren. Enerzijds als theoretisch ankerpunt rond opvoedingstheorie en anderzijds kan het ons helpen onze eigen subjectieve positie te bepalen als opvoeder tegenover cliënten en tegenover teamleden.
18
Q

Eigen subjectieve positie.

A

Belangrijkste werkinstrument zijn je oren: kan je iets horen voorbij wat er wordt gezegd? Echt luisteren naar de verhalen van mensen?

Waarom heb je voor dit werk gekozen? In welke zin speelt jouw verleden mee bij jouw keuze?

19
Q

Infantiel geworteld

A

Het verlangen van de begeleider is ‘infantiel geworteld’. Het is niet toevallig dat je het beroep koos. Het is niet toevallig dat je bij deze doelgroep terechtkomt. Lang voordat je het weet, timmer je onbewust gestaag aan de weg die je jaren later plots -als vanuit het niets- bewandelt.

20
Q

Particulier verlangen

A

Hiermee bedoelt hij: vanwaaruit word je opvoeder? Welke elementen spelen mee in je keuze?

21
Q

Kunnen we ogenschijnlijke onschuldige voorvallen diepzinnig lezen? overdracht

A

Cliënten reageren soms innerlijke spanningen of emoties af op jou als begeleider terwijl jij er rechtstreeks niets mee te maken hebt. Ook de overdrachtrelaties tussen teamleden onderling kunnen invloed hebben op jou als begeleider maar ook op de jongeren waarmee je werkt.
Vb: discussie over de regels tussen gestructureerde begeleider en hysterische begeleider, je verstikt voelen door ‘moederkloek-opvoedster’

22
Q

Kunnen we ogenschijnlijke onschuldige voorvallen diepzinnig lezen? Tegenoverdracht

A

Jij als begeleider reageert vanuit je onbewuste soms op cliënten of op collega’s. Hier komen soms ervaringen en ontmoetingen uit je kindertijd weer op je pad.

Werken met mensen roept emoties op, positieve en negatieve.
Zonder liefde voor het vak hou je het niet lang uit.