First 100 words Flashcards
(73 cards)
1
Q
als
A
as
2
Q
I
A
Ik
3
Q
dat
A
that
4
Q
hij
A
he
5
Q
voor
A
for
6
Q
op
A
on
7
Q
zijn
A
to be
8
Q
met
A
with
9
Q
zijn
A
they
10
Q
bij
A
at
11
Q
een
A
one
12
Q
hebben
A
to have
13
Q
deze
A
this
14
Q
van
A
from
15
Q
door
A
by
16
Q
heet
A
hot
17
Q
woord
A
word
18
Q
wat
A
what
19
Q
sommig
A
some
20
Q
het
A
it
21
Q
of
A
or
22
Q
had
A
had
23
Q
de
A
the
24
Q
van
A
of
25
aan
to
26
en
and
27
een
a
28
kannen
can
29
uit
andere
30
die
which
31
doen
to do
32
tijd
time
33
hun
their
34
indien
if
35
hoe
how
36
elk
each
37
vertellen
to tell
38
willen
to want
39
lucht
air
40
goed
well
41
ook
also
42
spelen
to play
43
klein
small
44
zetten
to put
45
lezen
to read
46
de hand
hand
47
grote
large
48
toevoegen
to add
49
zelfs
even
50
hier
here
51
moet
must
52
dergelijke
such
53
waarom
why
54
vragen
ask
55
mannen
men
56
verandering
change
57
licht
light
58
soort
kind
59
nodig hebben
to need
60
huis
house
61
afbeelding
picture
62
proberen
to try
63
ons
us
64
weer
again
65
dier
animal
66
punt
point
67
moeder
mother
68
wereld
world
69
dichtbij
near
70
bouwen
to build
71
zelf
self
72
aarde
earth
73
vader
father
