Flachcards woordenschat T9 (Betekenis → Woord) Flashcards

(16 cards)

1
Q

raad

A

advies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

heel arme persoon

A

armoedzaaier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

stuk land met fruitbomen

A

boomgaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

heel erg blij zijn

A

door het dolle heen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geweldig, enorm

A

grandioos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

plechtige bekendmaking van de resultaten van een examen

A

proclamatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

goed genoeg zijn, beantwoorden aan iets

A

voldoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

je zenuwen de baas blijven, niet te zenuwachtig zijn

A

je zenuwen in bedwang houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dingen doen die niet bij je passen, die verkeerd zijn

A

de verkeerde kant opgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ervoor zorgen dat iets niet gebeurt

A

ergens een stokje voor steken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

niets doen om iemand tegen te houden

A

iemand geen strobreed in de weg leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ervoor zorgen dat iemand doet wat jij wilt

A

iemand in je greep hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hetzelfde doen als iemand anders

A

in de voetsporen treden van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

je heel goed voelen

A

je als een vis in het water voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

weinig geld hebben om van te leven

A

met weinig rondkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dingen doen die niet bij je passen, die verkeerd zijn

A

op het slechte pad raken