FMH Flashcards

(66 cards)

1
Q

Welke vier aspecten soorten belastbaarheid zijn er volgens Cott afhankelijk van herstel?

A
  1. De fysieke belastbaarheid
  2. de eigen beleving van belasting en belastbaarheid
  3. sociale adaptie mogelijkheden
  4. Motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het opstellen van een hulpvraag staat centraal in een onderzoek. Het moet worden opgesteld in voor de FT te realiseren doelen. Centraal hierin staat: wat wil de patient. Benoem de 3 essentiële doelen.

A

Preferred movement capacity: Gewenst niveau
Current movement capacity: Huidig niveau
Maximal Achievable movement potential: maximaal bereikbaar niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het uitvoeren van een lichamelijk onderzoek is altijd afhankelijk van prognostische factoren. Benoem voorbeelden van prognostische factoren.

A
  1. leeftijd
  2. geslacht
  3. nevenpathologieën
  4. recidiven
  5. actuele stress
  6. gedrag
  7. omgevingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke drie vragen beantwoord je als je een hulpvraag opgesteld?

A
  1. Welke interne factoren hebben invloed op het gezondheidsniveau + prognose?
  2. Welke externe factoren hebben invloed?
  3. wat is het instap niveau van de patient op het movement continuum (functioneren)?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt er bedoelt met de movement continuum van Cott?

A

Het fysieke en het relationele lichaamsbeeld. Van processen op moleculair en celniveau, via weefsels, organen, tot de mens. in zijn of haar omgeving waarin herstel plaatsvind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem de onderdelen van het oriënterend onderzoek van de onderste extremiteiten?

A
  1. Anamnese (+ vragenlijst en 1e oberservatie)
  2. activiteiten onderzoek
  3. inspectie
  4. orienterende palpatie
  5. actief onderzoek
  6. passief onderzoek
  7. weerstandsonderzoek
    8 specifiek myogeen onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de algemene doelstelling van de medische trainingstherapie?

A

Een individueel begeleide specifiek op het klachtenpatroon inspelende, medisch verantwoorde training, met als doel:

  1. gezondheid herstellend
  2. gezondheid bevorderend
  3. gezondheid onderhoudend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen coördinatie en stabiliteit?

A

Coördinatie: Ontstaat uit een complex samenspel van zowel het centraal als perifeer zenuwstelsel als de spieren en de gewrichten. Dit samenspel noemen we coördinatie. (motorisch systeem)

Stabiliteit: het in de juiste stand houden van de boteinden ten opzichte van elkaar om daarmee een houding te handhaven of bewegen mogelijk te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke drie systemen spelen een rol bij stabiliteit?

A

Passief systeem: Kapsels, banden, botten
Actief systeem: Spieren
Neural systeem: bewegingssensoren, receptoren, zenuwen ruggenmerg en hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke onderdelen spelen een rol bij coördinatie?

A

Kracht, richting en snelheid. Motorische eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bonoem de motorische eigenschappen voor Coordinatie

A

Stabilteit, kracht, snelheid, lenigheid en uithoudingsvermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de parameters die horen bij coördinatie/stabiliteit?

A

Neuromusculaire overload rondom het gewricht of de oefening is technisch niet meer uitvoerbaar (1 correctie is toegestaan)

4-6 series
hh 3 tot 40 herhalingen

pauze 10-30 seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem de fases van fysiologisch herstelproces van bindweefsel. het zijn er 3

A
  1. onstekingsfase
  2. prolifiratiefase
  3. remodelleringsfase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er tijdens de onstekingsfase bij de pezen en & ligamenten

A

Hemostase (bloedstelping)
onstekingsmediatoren komen vrij:
bradykinie, histamine, prostaglandine, substance P
invasie macrofagen en leukocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er tijdens de onstekingsfase het bot?

A

onstaan van bloedstolling, onstaan van granulatieweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoelang duur de onstekingsfase?

A

2-5 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoelang duurt de proliferatiefase bij pezen/ligamenten?

A

3 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoelang duurt de proliferatie fase bij bot?

A

6 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoelang duur de remodelleringfase bij pezen/ligamenten?

A

2-4 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoelang duurt de remodelleringsfase bij bot?

A

maanden tot jaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Prognotische factoren als invloed op de herstel tijd zijn? (lokaal)

A
type, grootte, plaats
infectie
vaatvoorziening (doorbloeding)
Medicatie
Beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Prognotische factoren als invloed op de herstel tijd zijn? (systematisch)

A

Hormonen
voeding
circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Benoemd de 5 kenmerken een wond

A
rubor
calor
dolor
tumor
functio laesa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Kenmerk van het zitten in de onstekingsfase is?

A

pijn in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
kenmerk van het zitten in de proliferatiefase
geen pijn in rust, alleen tijdens belasting
26
remoderleringsfase kenmerk?
geen pijn
27
na hoeveel dagen zit je in de vroeg redemodeleringsfase
11 dagen
28
Wat is het verschil tussen A-delta vezel en C vezel bij pijn?
a is snel, lokaliseerbaar en unimodaal | c is langzaam, dufuus, polymodaal, langzame pijn (zeurderig)
29
Benoem de drie stadia van Fitts & posner
Cognitieve fase associatieve fase autonome fase
30
Benoem de kenmerken bij het leerproces van fitss en posner (cognitieve fase)
Hierin ligt de nadruk op instructie en het aanleren van de grove versie van de beweging veel voordoen en nadoen. Ervaring Patiënt veel fouten adequate feedback van belang: gericht opuitvoering trail en error geen vermoeidheid
31
Benoem de kenmerken bij het leerproces associatieve fase
Hierin ligt de nadruk op de verdere verfijning van de beweging, met name uitproberen en oefenen procedureel leren (procesmatig steeds beter worden) PT kan eigen fouten op sporen en benomen variatie in oefenstof naast feedback op uitvoering nu ook feedback op resultaat
32
Benoem de kenmerken bij het leerproces autonome fase
De beweging gaat steeds minder bewust en de aandacht wordt dus besteeds aan andere bijvoorbeeld tactische aspecten van de sport verbetering, timing, snelheid, dubbeltaken
33
Een fysiotherapeutische diagnose bestaat uit?
Leeftijd + contactreden patient (hulpvraag) Gezondheidsprobleem qua aard en prognose: medische factoren externe factoren persoonlijke factoren tijdslijn beloop (fase van bindweefsel herstel) prognose
34
Benoem de voordelen van een fysiotherapeutische diagnose
1. communicatie middel, tussen specialisten 2. ten behoeve van effect onderzoek fysiotherapie 3. basis voor indicatie, gezondheidsprobleem, behandelplan
35
Benoem de 5 trainings wetten binnen de trainingsleer
1. Supercompensatie 2. Overload 3. Verminderde meeropbrengst 4. Duurzaamheid 5. Specificiteit
36
Wat wordt er bedoelt met het principe overload?
de trainingen worden steeds zwaarder en langer dat het oorspronkelijke uitgangsniveau. dit wordt uitgedrukt in omvang en intensiteit.
37
Wat wordt er bedoelt met verminderde meeropbrengst
in kortetijd zal je flink wat vooruitgang maken, in verloop van tijd zal de verminderde meeropbrengst afzwakken.
38
Wat wordt er bedoelt met Duurzaamheid binnen de trainingsleer?
Prestatieverbetering dit tot stand komt na een lange periode van training. Na training is onderhoud nodig -> reversibiliteit
39
Wat wordt er bedoelt met specificiteit binnen de trainingsleer?
De oefentherapie is gericht op een ADL vaardigheid of sportgerealeerd. ook in de omgeving!
40
Benoem de opbouw van kracht training (piramide)
1. lage weerstand, veel herhalingen (Krachtuithoudingvermogen) 2. weerstand omhoog, aantal herhalingen minder (hypertrofie) 3. Weerstand neemt af, bewegingsnelheid neemt toe (snelkracht, explosief, plyometrie) 4. Sportspecifiek, hiervoor moet je alle krachtvormen doorlopen
41
Wat is plyometrie?
een max excentrische contractie gevolgd door een max concentrische contractie (kikkersprong)
42
Via welk diagram kan je een submaximaal test berekenen?
holtendiagram
43
Wat zijn de trainings parameters van krachtuithoudingsvermogen?
3-6 series 20-40 hh 30 sec - 1 min rust 2-0-2 Bewegingsnelheid
44
Wat is de trainings parameters voor hypertrofie?
3-6 series 6-12 hh Max 1 min rust 1-0-1 bewegingsnelheid
45
Wat is de trainings parameters voor Submaximaal?
2-4x 3-6 hh Min. 2 min volledig herstel fosfaatpool 3-5 min 1-0-1 of 1-0-2 bewegingssnelheid
46
wat is de training parameter voor snelkracht?
3-4x 8-10x in 8-10 sec min 2 min. 3-5 min 2-0-1
47
Wat zijn de trainings parameters voor explosievekracht?
3-4x 6-12 hh min 2 min 3-5 min max aantaal herhalingen binnen 8-10 geen vast moment
48
Wat zijn de trainings parameters voor plyometrietraining?
3-4x 6-12 hh min 2 min 3-5 min 2-0-1
49
wat zijn de trainingsparameters voor Sport specifieke kracht?
specifieke training zelfde als voorgaande hh en rust momenten nu met een functioneel specifiek moment
50
Welke fase heb je in de trainingsleer en welk soort kracht gebruik je daar?
acute fase: techniek/uithoudingsvermogen basis fase: hypertrofie --> kan tot de laatste fase vermogensfase: explosieve kracht + snelheid return to play: plyometrie, sport specifiek
51
Smart behandeldoelen moeten aan 3 criteria voldoen welke?
Einddoel: Op participatieniveau, hulpvraag Activiteit: ADL vaardigheid of transfer of sport en hobby Functies: ter preventie van, herstellen, opheffen van houdingsstoornis
52
Waar staat SMART voor?
``` Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdgebonden ```
53
Stel de volgorde van behandeldoelen op, van 1 tot 5
1. inzicht in klacht en belang van actief oefenen 2. treat the joint first (arthorgene en myogene mobiliteit) 3. Stabiliteit 4. Kracht 5. UHV & Snelheid
54
Heeft de patient in de vroege remodelingerinsfase na 11 dagen nog pijn bij het belasten?
Ja, alleen bij de late remodeleringsfase niet
55
Welke factoren hebben invloed op de te nemen stappen binnen de krachtsopbouw?
Doelstelling/functie traininge getraindheid van de patient belastbaarheid van de patient Niet Afhankelijk van parameters
56
Wanneer kan gestart worden met de opbouw van kracht binnen het fysiologische herstelproces?
11 dagen, de vroege remodellingsfase
57
Benoem de drie demenies van het bio-pyschosociaal model?
Biologisch Pyschologisch Sociaal
58
Binnen het bio-pyschosociaal model wat word er met biologisch bedoelt?
alle anatomische structuren & stoornissen mechanisch
59
Binnen het bio-pyschosociaal model wat word er met pyschologisch dementie bedoeld?
het innelijk en het gedrag van een persoon
60
Binnen het bio-pyschosociaal model wat word er met Sociaal dementie bedoeld?
omgevingsfactoren, externe factoren (sociaal gezien)
61
Over welke twee factoren spreken we in relatie tot artrose?
Systematische factoren & Biomechanische factoren
62
Noem 5 systematische factoren bij artrose
``` leeftijd geslacht ras genetische aanleg gegeneraliseerde artrose ```
63
Biomechanische factoren bij artrose worden onderverdeeld in twee groepen, welke?
intrinsieke factoren --> beinvloeden gewrichtsbelastbaarheid | extrinsieke factoren --> beinvloeden gewrichtbelasting
64
Benoem de 4 extrinsieke biomechanische factoren bij artrose
Overgewicht zwaarberoep sport zitten in hurkhouding
65
Benoem de 4 extrinsieke biomechanische factoren bij artrose
Overgewicht zwaarberoep sport zitten in hurkhouding
66
benoem 4 intrinsieke biomechanische factoren bij artrose
``` trauma in het verleden congenitaal operatie, menisectomnie spierzwakte laxiteit ```