Frans H6 Flashcards
(47 cards)
1
Q
urgent
A
dringend
2
Q
la gendarmerie
A
het politiebureau
3
Q
au secours!
A
help!
4
Q
nous
A
ons
5
Q
le gendarme
A
de politieagent
6
Q
doucement
A
zachtjes,langzaam
7
Q
perdre
A
verliezen
8
Q
comme ça
A
zo, op die manier
9
Q
entendre
A
horen
10
Q
ne ………… rien
A
niets
11
Q
la déclaration
A
de aangifte
12
Q
le début
A
het begin
13
Q
le nom, le nom de famille
A
de achternaam
14
Q
le prénom
A
de voornaam
15
Q
répondre
A
antwoorden
16
Q
la question
A
de vraag
17
Q
comprendre
A
begrijpen
18
Q
l’aide (v)
A
de hulp
19
Q
je dois
A
ik moet
20
Q
savoir
A
weten
21
Q
épeler
A
spellen
22
Q
attendre
A
wachten
23
Q
le domicile
A
de woonplaats
24
Q
la date
A
de datum
25
le lieu
de plaats
26
la naissance
de geboorte
27
né
geboren
28
arriver
gebeuren
29
disparu
verdwenen
30
échapper
ontsnappen
31
la perte
het verlies
32
l’annonce (v)
de advertentie
33
descendre
uitstappen,naar beneden gaan
34
faire attention
opletten
35
vert
groen
36
neuf
nieuw
37
le porte-monnaie
de portemonnee
38
bleu
blauw
39
la carte bancaire
de bankpas
40
la carte d’identité
de identiteitskaart
41
jaune
geel
42
la clé
de sleutel
43
malheureux,malheureuse
ongelukkig
44
la possibilité
de mogelijkheid
45
une fiche
een formulier
46
l’endroit (m)
de plek
47
la description
de beschrijving
