frans voc Flashcards
(122 cards)
1
Q
un avenir
A
toekomst
2
Q
un besoin
A
nood
3
Q
une carrière
A
carriere
4
Q
une motivation
A
motivatie
5
Q
un profil
A
profiel
6
Q
un talent
A
talent
7
Q
une valeur
A
waarde
8
Q
personnel(elle)
A
persoonlijk
9
Q
professionnel(elle)
A
beroeps- professioneel
10
Q
détester
A
haten verafschuwen
11
Q
développer
A
ontwikkelen
12
Q
se connaître
A
zichzelf kennen
13
Q
un atout
A
troef pluspunt
14
Q
un défaut
A
gebrek
15
Q
une qualité
A
kwailiteit
16
Q
le zodiaque
A
dierenriem
17
Q
accueillant(e)
A
hartelijk vriendelijk
18
Q
ambitieux(euse)
A
ambitieus
19
Q
asocial(e)
A
asociaal
20
Q
assertif(ive)
A
assertief zelfverzekerd
21
Q
autoritair
A
autoritair
22
Q
aventureux(euse)
A
avontuurlijk
23
Q
bavard(e)
A
praatziek
24
Q
chaleureux(euse)
A
warm hartelijk
25
charmant(e)
charmant
26
colérique
boos kwaad
27
communicatif (ive)
communicatief
28
compréhensif (ive)
begrijpend
29
courageux(euse)
moedig
30
débrouillard(e)
zelfredzaam
31
désorganisé(e)
ongeorganiseerd
32
déterminé(e)
vastbesloten
33
distrait(e)
verstrooid
34
doux douce
zacht
35
drôle
grappig
36
économe
spaarzaam
37
efficace
efficient
38
égoïste
egoistisch
39
grossier(ière)
grof brutaal
40
honnête
eerlijk
41
hypocrite
hypocriet
42
impatient(e)
ongeduldig
43
imprudent(e)
onvoorzichtig
44
indiscret(ète)
indiscreet
45
jaloux (ouse)
jaloers
46
joyeux
vorlijk
47
loyal(e)
loyaal
48
malhonnête
oneerlijk
49
négligeant(e)
slordig
50
nerveux(euse)
zenuwachtig
51
optimiste
optimistisch
52
ouvert(e)
open
53
paresseux (euse)
lui
54
patient(e)
geduldig
55
persévérant(e)
doorzettend volhoudend
56
poli(e)
beleefd
57
pnctuel(elle)
stipt punctueel
58
prudent(e)
voorzichtig
59
réaliste
realistisch
60
responsable
verantwoordelijk
61
sensible
gevoelig
62
serviable
gedienstig
63
sincère
oprecht
64
sociable
sociaal
65
têtu(e)
koppig
66
timide
verlegen
67
le bénévolat
vrijwilligerswerk
68
un boulot
een job
69
un choix
keuze
70
une compétence
vaardigheid
71
un employeur
werkgever
72
une étude
studie
73
une expérience
ervaring
74
disponible
beschikbaar
75
acquérir
verwerven
76
assister à
bijwonen
77
demander conseil à
raad vragen aan
78
un ascenseur
lift
79
une buanderie
wasplaats
80
une cave
kelder
81
une charge
last kost
82
un congélateur
diepvriezer
83
un évier
gootsteen
84
un four
een oven
85
un four à micro-ondes
een microgolfoven
86
une habitation
woning
87
une hotte
een dampkap
88
un immeuble
flatgebouw
89
un lave-vaisselle
een afwasmachine
90
une machine à laver
wasmachine
91
un réfrigérateur
koelkast
92
une remise
berging
93
un rez-de-chaussée
benedenverdieping
94
un robinet
kraan
95
une salle d'eau
douchekamer
96
un séjour
woonkamer
97
une superficie
oppervlakte
98
comopris(e)
inbegrepen
99
équipé(e)
uitgerust
100
immobilier
vastgoed
101
isolé(e)
geïsoleerd
102
lumineux
licht
103
rénové
gerenoveerd
104
spacieux
ruim
105
donner accès à
toegang geven tot
106
donner sur
uitgeven op
107
une cascade
waterval
108
la créativité
creativiteit
109
une croisière
cruise
110
une escalade
beklimming
111
un marathon
marathon
112
étoilé(e)
sterren
113
insolite
ongewoon
114
réalisable
realiseerbaar
115
utopique
utopisch
116
apprendre à
leren te
117
découvrir
ontdekken
118
descendre en rappel
abseilen van een klif
119
explorer
verkennen onderzoeken
120
faire un balade
een toch maken
121
goûter à
proeven van
122
randonner
wandeltoch maken ;
