Frans VOC actualité Flashcards

(76 cards)

1
Q

l’approfondissement

A

de uitdieping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

le canular

A

het fopbericht, de hoax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

le compte

A

het account

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

le fait divers

A

het simpele nieuwsfeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

le quotidien

A

het dagblad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

le ragot

A

de roddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

le scoop

A

de primeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

le support

A

de drager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

le téléspectateur

A

de televisiekijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

l’audience

A

het publiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

la crédibilité

A

de geloofwaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

la dépêche

A

het persbericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

l’insulte

A

de belediging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

la notification push

A

het pushbericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

la supposition

A

de veronderstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

la Une

A

de voorpagina van een krant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

divulguer

A

uitbrengen, bekendmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

fidéliser

A

aan zich binden, aan krantenbinding doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

publier

A

publiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

se lasser (de)

A

genoeg krijgen van (iets)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

confidentiel

A

vertrouwelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

démesuré

A

buiten proportie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

inédit

A

onuitgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

insolite

A

ongewoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
médiatique
media-
26
numérique
digitaal
27
pertinent
relevant
28
accuser à tort
vals beschuldigen
29
avoir accès à
toegang hebben tot
30
capter l'attention de
de aandacht trekken van
31
couvrir un sujet
verslag uitbrengen over een onderwerp
32
être censé
verondersteld zijn om
33
franchir la ligne
te ver gaan
34
mettre en jeu
op het spel zetten
35
suivre de près
op de voet volgen
36
tourner un boucle
in een lus draaien, cyclus van nieuws
37
l'assassin
de moordenaar
38
l'assassinat
de moord
39
l'attentat
de aanslag
40
l'enlèvement
de ontvoering
41
l'état d'urgence
de noodtoestand
42
le gréviste
de staker
43
le kidnappeur
de ontvoerder
44
le kidnapping
de ontvoering
45
le meurtre
de moord
46
le meurtier
de moordenaar
47
l'otage
de gegijzelde
48
le parti
de partij
49
le preneur d'otages
de gijzelnemer
50
le ravisseur
de ontvoerder
51
le suspect
de verdachte
52
le tremblement de terre
de aardbeving
53
l'alerte
het alarmsignaal
54
la grève
de staking
55
l'inondation
de overstroming
56
la menace
de dreiging
57
la prise d'otages
de gijzeling
58
la revendication
de opeising
59
la tentative
de poginga
60
assassiner
vermoorden
61
corrompre
omkopen
62
décréter
afkondigen, uitvaardigen
63
détourner
verduisteren, kapen
64
enlever
ontvoeren
65
faire (la) grève
staken
66
interpeller
aanroepen, aanhouden
67
kidnapper
ontvoeren
68
libérer
bevrijden
69
menacer
dreigen
70
revendiquer
opeisen
71
suspecter
verdenken
72
corrompu
corrupt
73
meurtrier
moordzuchtig
74
suspect
verdacht
75
commettre un meurtre/un crime
een moord/een misdaad plegen
76
prendre en otage
gijzelen