Frans vocabulaire 2 Flashcards

Frans vocabulaire (593 cards)

1
Q

gestorven

A

mort, morte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

iemand

A

quelqu’un

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

werkelijk

A

réel, réelle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

niemand

A

ne… personne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

niets

A

rien ne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anderen

A

les autres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

worden

A

devenir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geboren

A

être né, née

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

veranderen, wisselen

A

changer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lijken

A

sembler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zeker

A

certainement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onmogelijk

A

impossible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

mogelijk

A

possible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bijvoorbeeld

A

par exemple

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

plaats hebben

A

(avoir) de la place

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

in het midden van

A

au milieu de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

buiten

A

extérieur, extérieure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een interieur

A

un intérieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wandelen

A

(se) promener

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

weggooien

A

jeter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

volgen

A

suivre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

oversteken

A

traverser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

rijden

A

rouler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

zich installeren

A

(s’) installer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
oversteken
passer
26
vroeg
tôt
27
Vrolijke Pasen
Joyeuses Pâques!
28
Zalig Kerstmis
Joyeux Noël!
29
tonen
montrer
30
een moment
un moment
31
op tijd
à temps
32
vorig jaar
l’année dernière
33
historisch
historique
34
een uur geleden
il y a une heure
35
over veertien dagen
dans quinze jours
36
tot straks
à tout à l’heure
37
weldra
bientôt
38
de toekomst
le futur
39
ondertussen
pendant ce temps
40
een voorbereiding
une préparation
41
invoeren
introduire
42
beginnen te
commencer à
43
een begin
un début
44
lanceren, beginnen over
lancer
45
beëindigen
terminer
46
stoppen met, ophouden met
arrêter de
47
crashen
crasher
48
doorbrengen
passer
49
laten, achterlaten
laisser
50
lang
longtemps
51
bezig zijn met
(être) en train de…
52
de tijd
le temps
53
regelmatig
régulièrement
54
wat is er gebeurd?
qu’est-ce qui s’est passé?
55
oppassen
garder
56
niemand
personne ne
57
een miljoen
un million
58
de mensen
les gens
59
het merendeel (van)
la plupart (de)
60
meerdere
plusieurs
61
ongeveer
à peu près
62
tamelijk
assez
63
precies
exactement
64
een groep
un groupe
65
voldoende
suffisant, suffisante
66
een serie
une série
67
verminderen
réduire
68
langzaam, traag
lent, lente
69
zwaar
lourd, lourde
70
rekenen, uitrekenen
calculer
71
vierkant
carré, carrée
72
rond
rond, ronde
73
mager
maigre
74
slank
mince
75
reuze
géant, géante
76
nat
mouillé, mouillée
77
drogen
sécher
78
de aluminiumfolie
le papier aluminium
79
een karton
un carton
80
lawaaierig
bruyant, bruyante
81
een lawaai
un bruit
82
blond
blond, blonde
83
rood, roodharig
roux, rousse
84
verven, schilderen
peindre
85
fel
vif, vive
86
klassiek
classique
87
nieuwsgierig
curieux, curieuse
88
populair
populaire
89
niet speciaals
rien de spécial
90
verlegen
timide
91
favoriet
favori, favorite
92
ideaal
idéal, idéale
93
idioot, dom, onnozel
idiot, idiote
94
schattig, snoezig
mignon, mignonne
95
origineel
original, originale
96
helemaal niet
pas du tout
97
bizar
bizarre
98
vrij
libre
99
een nonchalance
une nonchalance
100
stout, ondeugend
méchant, méchante
101
optimistisch
optimiste
102
pessimistisch
pessimiste
103
vals
faux, fausse
104
een gekkin
une folle
105
een stijl
un style
106
trendy, modieus
branché, branchée
107
vuil
sale
108
rijk
riche
109
concreet
concret, concrète
110
(niet) recycleerbaar
(non) recyclable
111
recycleren
recycler
112
nodig hebben
avoir besoin de
113
het comfort
le confort
114
comfortabel
confortable
115
weten
savoir
116
kunnen
savoir
117
slim, intelligent
intelligent, intelligente
118
je zou kunnen, je zou mogen
tu pourrais
119
belangrijk
important, importante
120
belangrijkste, hoofd-
principal, principale
121
absoluut (bw.)
absolument (adv.)
122
prachtig
superbe
123
in het algemeen
en général
124
een avontuur
une aventure
125
uitzonderlijk
exceptionnel, exceptionnelle
126
een gek
un fou
127
magisch, wonderlijk
magique
128
geheim
secret, secrète
129
gewoonlijk
d'habitude
130
hard, moeilijk
dur, dure
131
zeker
certain, certaine
132
toevallig
par hasard
133
we hebben… nodig
il nous faut…
134
noch… noch…
ne… ni… ni…
135
verschillend
différent, différente
136
minstens
au moins
137
eerder
plutôt
138
vooral
surtout
139
minder dan
moins de
140
een maximum
un maximum
141
vergelijken
comparer
142
een categorie
une catégorie
143
inschrijven
inscrire
144
slechts, enkel (bw.)
seulement (adv.)
145
een lidkaart
une carte de membre
146
deelnemen
participer
147
slechts, enkel
ne… que
148
sorteren
trier
149
binnenbrengen
rentrer
150
een vervolg
une suite
151
proberen
essayer
152
individueel (bw.)
individuellement (adv.)
153
duidelijk (bw.)
clairement (adv.)
154
een systeem
un système
155
zo
ainsi
156
nochtans
pourtant
157
gekrulde haren
les cheveux bouclés
158
kroes(-haar)
les cheveux frisés
159
sluik haar
les cheveux lisses
160
het gelaat, gezicht, aangezicht
le visage
161
een maag
un estomac
162
een baard
une barbe
163
kaal
chauve
164
halflange haren
les cheveux mi-longs
165
een gemiddelde gestalte hebben
être de taille moyenne
166
dik
gros, grosse
167
een bril
des lunettes
168
mager
maigre
169
slank
mince
170
een snor
une moustache
171
een piercing
un piercing
172
rond
rond, ronde
173
rood, roodharig
roux, rousse
174
een volwassene
un(e) adulte
175
bejaard, oud
âgé, âgée
176
jong
jeune
177
een baby
un bébé
178
een tiener, puber, adolescent
un ado(lescent)
179
bewegen
bouger
180
dragen
porter
181
gaan zitten
(s’) asseoir
182
blijven rechtstaan
rester debout
183
wakker maken, wekken
réveiller
184
lachen
rire
185
glimlachen
sourire
186
slaap zacht!
Faites de beaux rêves!
187
vasthouden
tenir
188
gebruiken
employer
189
weggooien
jeter
190
herstellen
réparer
191
gelukkig
heureux, heureuse
192
terugzien
revoir
193
volgen
suivre
194
favoriet
favori, favorite
195
realiseren
réaliser
196
interesseren
intéresser
197
een droom
un rêve
198
een zicht
une vue
199
blij (zijn dat)
(être) content (de)
200
dom
bête
201
een karakter
un caractère
202
storen
déranger
203
fier
fier, fière
204
ongeduldig
impatient, impatiente
205
ongelukkig
malheureux, malheureuse
206
nerveus, zenuwachtig
nerveux, nerveuse
207
de passie
la passion
208
geduldig
patient, patiente
209
betreuren, spijt hebben van …
regretter
210
gevoelig
sensible
211
verlegen
timider
212
een karaktereigenschap
un trait de caractère
213
het is beslist
c’est décidé
214
geloven
croire
215
een snob
un snob
216
verstrooid
distrait, distraite
217
de energie
l’énergie
218
enthousiast
enthousiaste
219
hopen
espérer
220
boos, kwaad
fâché, fâchée
221
sensibiliseren
sensibiliser
222
wensen
souhaiter
223
(zich) herinneren
(se) rappeler
224
passief
passif, passive
225
goede moed!
Bon courage!
226
in boeken snuffelen
bouquiner
227
kennen
connaître
228
onthouden
retenir
229
gelijk hebben
avoir raison
230
ongelijk hebben
avoir tort
231
een opzoeking
une recherche
232
nadenken
réfléchir
233
opnemen
enregistrer
234
de koning
le roi
235
een baron
un baron
236
een barones
une baronne
237
een adres
une adresse
238
de gegevens
les coordonnées
239
geboren
(être) né, née
240
gestorven
mort, morte
241
sterven
mourir
242
een geboortedatum
une date de naissance
243
een geboorteplaats
un lieu de naissance
244
een identiteitskaart
une carte d'identité
245
gescheiden
divorcé, divorcée
246
gehuwd
marié, mariée
247
een dochter
une fille
248
een zoon
un fils
249
een kleinkind
un petit-enfant
250
een neef
un cousin
251
een nicht
une cousine
252
een grootvader
un grand-père
253
een echtgenoot
un mari
254
een moeder
une mère
255
een huisvrouw
une mère de famille
256
een vader
un père
257
nationaliteit
une nationalité
258
Spaans
espagnol, espagnole
259
Europees
européen, européenne
260
Italiaans
italien, italienne
261
een Parisienne
une Parisienne
262
Provençaals
provençal, provençale
263
een lidkaart
une carte de membre
264
modern
moderne
265
verhuizen
déménager
266
rustiek
rustique
267
een paleis
un palais
268
een hut
une cabane
269
een vakantiehuis
une maison de vacances
270
verven, schilderen
peindre
271
een zolder
un grenier
272
een woonkamer
un living
273
een zitbank
un banc
274
een meubel
un meuble
275
een wandkast
un placard
276
de vaat doen
faire la vaisselle
277
een vaatwas
un lave-vaisselle
278
een wasmachine
une machine à laver
279
een koelkast
un réfrigérateur
280
huren
louer
281
de verwarming
le chauffage
282
een vuilnisbak
une poubelle
283
een kraan
un robinet
284
een gordijn
un rideau
285
een lift
un ascenseur
286
het comfort
le confort
287
vegen, opvegen
balayer
288
afval
des déchets
289
poetsen, schoonmaken
nettoyer
290
het huishouden
le ménage
291
doven, uitdoen
éteindre
292
de elektriciteit
l’électricité
293
het gas
le gaz
294
een amfitheater
un amphithéâtre
295
een monument
un monument
296
het pausenpaleis
le Palais des Papes
297
een brug
un pont
298
een versterkte burcht
un château fort
299
een uitgang
une sortie
300
ecologisch
écologique
301
het milieu, leefmilieu
l’environnement
302
een steen
une pierre
303
de natuur
la nature
304
een regio
une région
305
regionaal, streek-
régional, régionale
306
een heuvel
une colline
307
een berg
une montagne
308
een wildreservaat
un parc national
309
de aarde
la terre
310
een wereld
un monde
311
wereld-
mondial, mondiale
312
een onbewoond eiland
une île déserte
313
Afrika
l’Afrique
314
het zand
le sable
315
de Europese Unie
l’Union européenne
316
de Atlantische kust
la Côte Atlantique
317
een rivier
une rivière
318
de ecologie, de zorg voor het milieu
l’écologie
319
een boom
un arbre
320
een woud
une fôret
321
het gras
l’herbe
322
planten
planter
323
een palmboom
un palmier
324
een insect
un insecte
325
een leeuw
un lion
326
een vlieg
une mouche
327
een vogel
un oiseau
328
wild
sauvage
329
een pad (dier)
un crapaud
330
het regenwater
l'eau de pluie
331
de opwarming van de aarde
le réchauffement de la terre
332
een ecologische voetafdruk
une empreinte écologique
333
hard remmen
freiner fort
334
oversteken
traverser
335
defect (zijn/raken)
(être/tomber) en panne
336
de hst
le T.G.V.
337
een luchthaven
un aéroport
338
een bushalte
un arrêt de bus
339
landen
atterrir
340
een perron
un quai
341
een touringbus
un car
342
autorijden, besturen
conduire
343
een motor
un moteur
344
een jeep
une jeep
345
een band
un pneu
346
een machine
une machine
347
rijden
rouler
348
automatisch
automatique
349
een autosnelweg
une autoroute
350
een kruispunt
un carrefour
351
een licht, verkeerslicht
un feu
352
een panne
une panne
353
reizen
voyager
354
een toeristische kaart
une carte touristique
355
een toerist(e)
un(e) touriste
356
een reiziger
un voyageur
357
in het buitenland
à l’étranger
358
een kaart
une carte
359
reserveren
réserver
360
een grens
une frontìere
361
de koffers pakken
faire les bagages
362
kamperen
camper
363
een tent
une tente
364
voedings-
alimentaire
365
verbruiken
consommer
366
een boterhammendoos
une boîte à tartines
367
een boterham
une tartine
368
een worst
une saucisse
369
een banaan
une banane
370
een blikje
une canette
371
Gezondheid!
À vos souhaits!
372
Prosit!
à la tienne!
373
Prosit!
à la vôtre!
374
Prosit!
à ta santé!
375
Gezondheid!
À tes souhaits!
376
spoedig herstel!
prompt rétablissement!
377
afdrogen
essuyer
378
een ongeval
un accident
379
een gevaar
un danger
380
een reactie
une réaction
381
de gezondheid
la santé
382
Verzorg je goed!
Soigne-toi bien!
383
Verzorg u goed!
Soignez-vous bien!
384
opereren
opérer
385
een rolstoel
une chaise roulante
386
een apotheker
un pharmacien
387
lenen, uitlenen
prêter
388
een tas
un sac
389
verminderen
baisser
390
een korting
une réduction
391
een karton
un carton
392
een verkoop
une vente
393
voor een goede prijs
à bon prix
394
een markt
un marché
395
een rommelmarkt
un vide-grenier
396
vergelijken
comparer
397
een oorring
une boucle d'oreille
398
een pet
une casquette
399
een hoed
un chapeau
400
een hemd
une chemise
401
een hemdbloes
un chemisier
402
een stropdas
une cravate
403
(zich) aankleden
(s’) habiller
404
een rok
une jupe
405
een trui, lichte trui
un tricot
406
een uniform
un uniforme
407
de merkkledij
les vêtements de marque
408
een regenjas
un imperméable
409
wandelschoenen
des chaussures de marche
410
een sigaret
une cigarette
411
roken
fumer
412
(de) tabak
le tabac
413
een containerpark
un parc à conteneurs
414
een postkaart
une carte postale
415
een loket
un guichet
416
het postkantoor
la poste
417
een postzegel
un timbre
418
aan het toestel
à l’appareil
419
contacteren
contacter
420
Ik geef…door, ik verbind (u) met
je (vous) passe
421
blijf aan de lijn
ne quittez pas
422
bellen, terugbellen
(r)appeler
423
een (politie)agent
un agent
424
een politiebureau
un bureau de police
425
stelen
voler
426
de vrijetijdsbesteding
les loisirs
427
een hobby
un passe-temps
428
de zomervakantie
les vacances d'été
429
een barbecue
un barbecue
430
binnenbrengen
rentrer
431
een activiteit
une activité
432
een stuk speelgoed
un jouet
433
een zangeres
une chanteuse
434
hip-hop
le hip-hop
435
een opera
un opéra
436
een programma
un programme
437
de rap
le rap
438
een theater
un théâtre
439
cultureel
culturel, culturelle
440
een toneelstuk
une pièce de théâtre
441
een circus
un cirque
442
een komedie
une comédie
443
een film
un film
444
een schilderij
un tableau
445
een digitale camera
un appareil numérique
446
een (film)camera
un caméscope
447
de cultuur
la culture
448
een bal, petanquebal
une boule
449
in competitie
en compétition
450
het snowboarden
le surf de neige
451
teruggooien
rejeter
452
een aankomst
une arrivée
453
een mountainbike
un VTT
454
het skaten
le skate
455
jagen, wegjagen
chasser
456
een safari
un safari
457
een kampvuur
un feu de camp
458
een reclame
une pub
459
inlichten
informer
460
een interview
une interview
461
een nieuwtje
une nouvelle
462
een reportage
un reportage
463
een informatie
une information
464
een televisietoestel
un téléviseur
465
een artikel
un article
466
een onderzoek
une enquête
467
een zoekertje, bericht
une annonce
468
de PMD
le PMC
469
een walkman, een mp4
un baladeur
470
een oortje
une oreillette
471
een beamer
un projecteur LCD
472
een webcam
une webcam
473
een speler
un lecteur
474
een geheugenkaart
une carte mémoire
475
een toetsenbord
un clavier
476
een usb-stick
une clé USB
477
een harde schijf
un disque dur
478
een printer
une imprimante
479
een laptop
un ordinateur
480
een scanner
un scanner
481
een oom, nonkel
un oncle
482
(zich) inschrijven
(s’)inscrire
483
een lid
un membre
484
een partner
un(e) partenaire
485
voorstellen
proposer
486
het sociaal leven
la vie sociale
487
teruggeven, inleveren bij
remettre (à)
488
ontmoeten
rencontrer
489
een inschrijving
une inscription
490
overeenkomen
mettre
491
aanbieden
offrir
492
ik laat jullie
je vous laisse
493
Verdorie!
zut alors!
494
Gelukkig nieuwjaar
Bonne année!
495
Prettig feest!
Bonne fête!
496
Knap!
Chapeau!
497
gelukwensen
féliciter
498
Beste wensen!
Meilleurs voeux!
499
gefeliciteerd!
Mes compliments!
500
rust
repose-toi
501
rust
reposez-vous
502
tegenhouden, vasthouden
retenir, arrêter
503
het is verboden te
il est défendu de…
504
verbieden
interdire
505
gehoorzamen (aan)
obéir (à)
506
verplichten te
obliger à
507
het is verboden te
il est interdit de
508
amuseer je amuseer jullie
amuse-toi amusez-vous
509
welkom
bienvenue
510
een chatvriend(in)
un(e) correspondant(e)
511
brieven schrijven, mailen
correspondre
512
een bericht achterlaten
laisser un message
513
een bericht, boodschap
un message
514
een fietsslot
un antivol
515
rijk
riche
516
bezighouden (zich…met)
occuper(s’...de)
517
de oorlog verklaren aan
déclarer la guerre (à)
518
de oorlog
la guerre
519
een project
un projet
520
een affiche
une affiche
521
een verkiezing
une élection
522
een slogan
un slogan
523
een nationaal
national, nationale
524
een budget
un budget
525
recto/verso
recto/verso
526
het onderwijs
l'enseignement
527
de speelplaats
la cour
528
een stage
un stage
529
de leerlingenraad
le conseil des élèves
530
een directrice
une directrice
531
een scholier
un écolier
532
een scholierster
une écolière
533
een wedstrijd
un concours
534
aan het werk
au travail
535
straffen
punir
536
notities, aantekeningen maken
prendre des notes
537
beschrijven
décrire
538
inlichtingen vragen, (zich informeren)
(se) renseigner
539
vertalen
traduire
540
een beschrijving
une description
541
een discussie
une discussion
542
ik geef u het woord
à vous la parole
543
inlichtingen vragen
(s’) informer
544
roepen
appeler
545
verwittigen
avertir
546
uitspreken
prononcer
547
schrijven
écrire
548
de lectuur
la lecture
549
een formulier
un formulaire
550
een roman
un roman
551
het Spaans
l'espagnol
552
het Italiaans
I'italien
553
proberen
essayer
554
inspanningen leveren
faire des efforts
555
een collega
un(e) collègue
556
vrij
libre
557
een zanger
un chanteur
558
een bediende
un(e) employé(e)
559
een politieman
un policier
560
een directeur
un directeur
561
een chauffeur
un chauffeur
562
een acteur
un acteur
563
een actrice
une actrice
564
een agent
un agent
565
een landbouwer
un agriculteur
566
een architect
un architecte
567
een kunstenaar
un artiste
568
een acteur
un auteur
569
een slager, een slagersvrouw
un boucher, une bouchère
570
een bakker, een bakkersvrouw
un boulanger, une boulangère
571
een kapster
une coiffeuse
572
een postbode
un facteur
573
babysitten
faire du babysitting
574
een poetsvrouw
une femme de ménage
575
een garagist
un garagiste
576
een informaticus
un informaticien
577
een ingenieur
un ingénieur
578
een journalist(e)
un journaliste
579
een monteur, werktuigkundige
un mécanicien
580
een arbeider
un ouvrir
581
een beroep
une profession
582
een kapper
un coiffeur
583
een organisator
un organisateur
584
een fotograaf, fotografe
un(e) photographe
585
een fabriek
une usine
586
een secretariaat
un secrétariat
587
blokkeren
bloquer
588
werken, functioneren(van een toestel)
marcher (d’un appareil)
589
een systeem
un système
590
werkloos
au chômage
591
een job
un emploi
592
een elektronisch oog
un oeil électronique
593
een zonnepaneel
un panneau solaire