Frans: woordjes unite 3 Flashcards
(76 cards)
1
Q
Een schuilplaats / onderdak
A
Un abri
2
Q
de hulp
A
L’aide
3
Q
een omvang
A
Une ampleur
4
Q
een lawine
A
Une avalanche
5
Q
een hittegolf
A
Une canicule
6
Q
een ramp
A
Une catastrophe
7
Q
een oorzaak
A
une cause
8
Q
de warmte
A
la chaleur
9
Q
een consequentie / gevolg
A
une conséquence
10
Q
een bliksemschicht
A
un coup de foudre
11
Q
een donderslag
A
un coup de tonnerre
12
Q
een orkaan
A
un cyclone
13
Q
een gevaar
A
un danger
14
Q
het overlijden, de dood
A
le décès , la mort
15
Q
de schade
A
les dégâts
16
Q
een ramp
A
un désastre
17
Q
een bliksemschicht
A
un éclair
18
Q
een epidemie
A
une épidémie
19
Q
een vulkaanuitbarsting
A
une éruption volcanique
20
Q
een explosie
A
une explosion
21
Q
het uitsterven
A
l’extinction
22
Q
het vuur
A
le feu
23
Q
de koude
A
le froid
24
Q
de wildheid
A
la furie
25
de mensheid
l'humanité
26
een impact
un impact
27
een (bos)brand
un incendie (de forêt)
28
een overstroming
une inondation
29
een wolk
un nuage
30
een forse regenbui
une ondée
31
een onweer
un orage
32
een gevaar
un péril
33
een bevolking
une population
34
een basisproduct
un produit de premiére néccesité
35
een bescherming
une protection
36
een verwoesting
un ravage
37
een langdurige droogte
une sécheresse
38
een aardbeving
un séisme
39
de gezondsheidzorg
les soins de santé
40
een storm
une tempête
41
een noodgeval
une urgence
42
een golf
une vague
43
de wind
le vent
44
een slachtoffer
une victime
45
het geweld
la violence
46
uitgehongerd
affamé
47
verwoestend
dévastateur
48
dramtisch
dramatique
49
vrijgevig
généreux / genereuse
50
erg
grave
51
vreselijk
horrible / terrible
52
menselijk
humain(e)
53
onpartijdig
impartial
54
onafhankelijk
indépendant(e)
55
dringend
urgent(e)
56
treffen , raken
affecter / atteindre
57
(ver)branden
brûler
58
veroorzaken
causer
59
vernietigen
détruire
60
verstikken
étouffer
61
tussenkomen
intervenir
62
bedreigen
menacer
63
rekening houden met
prendre en compte
64
verergeren
s'aggraver
65
sensibileren
sensibiliser
66
zich voorbereiden
se préparer
67
overleven
survivre
68
doden
tuer
69
iemand te hulp roepen
appeler quelqu'un à l'aide
70
help!
au secours!
71
overal ter wereld
aux quatre coins du monde
72
opnieuw
de nouveau
73
beschut zijn tegen
être à l'abri de
74
geraakt worden door
être frappé par
75
een gift doen
faire un don
76
iemand te hulp komen
venir en aide à quelqu'un