functionele anatomie en fysiologie bloedsomloop Flashcards
(25 cards)
wat is de belangrijkste functie van cardiovasulaire capillairen?
uitwisselen stoffen en gassen tss bloed en interstitiële vloeistof thv cappillairwanden
verschil tussen arteriën en vene
ateriën
- nauwer lumen
- geen kleppen
- tunica media dikker
- dikkere wand want er staat veel druk op door hoeveelheid bloed
vene
- wijder lumen
- kleppen
- tunica externa dikste laag
wat is vasoconstrictie en vasodilatatie?
vasoconstrictie = vaatvernauwing - gladde spiercellen gestimuleerd, diameter arterie verkleint vasodilatatie = vaatverwijding - gladde spiercellen ontspannen - diameter arterie vergroot
een bloedvatwand heeft 3 lagen.
welke 3?
geef waaruit ze bestaan en de kenmerken
- tunica interna (intima)
- een laag gespecialiseerde, multifunctionele afgeplatte epitheelcellen = endotheel
- endotheel laag rust op basale membraan waar dunne laag fibrocollageneus weefsel onder ligt - tunica media
- vooral glad spierweefsel: versterkt elastische lamina
- interne elastische lamina is een prominente laag onder tunica interna in musculaire arteriolen en arteriën - tunica externa (adventitia)
- vooral collageen en gladde spiercellen in venen
- adventitia is de meest prominente laag in veenwanden
- collageen weefsels zorgen voor extra stabilisatie en versteviging in het bloedvat
- vaso vasorum: kleine takjes in tunica media bevloeien
- autonome zenuwen in adventitia: innerveren gladde spiercellen v/d media
verschillende soorten bloedvaten. welke?
- a. pulmonalis: vervoeren bloed vanuit hart naar longen
- elastische arteriën: dicht bij het hart, vangen klap op systolische druk
- interne elastische lamina: musculaire arteriën en atriolen worden prominente elastische lamina
3 soorten capillairen welke?
- continu capillair
- in spieren, huid, longen, CZS, etc
- geen opening: transport door transcytose - gefenstreerd capillair
- in dunne darm, nieren, endocriene klieren, etc.
- vloeistoftransport vooral dmv poriën die dun diafragma hebben - discontinu capillair
- in milt, lever, rood beenmerg, etc.
- sinusoïden
- meest permeabel door grote openingen in endotheel
- uitwisseling eiwitten, water en bloedcellen
3 soorten veneulen welke?
- postcapillaire venulen
- lijken sterk op capillairen, bezitten meer pericyten - grote verzamelvenulen
- continue pericytlaag en omringde collageenvezels verschijnen - musculaire venulen
- pericyten vervangen door 1 a 2 spiercellagen + zichtbare tunica adventitia
lymfevatenstelsel functies? kenmerken? anatomie? 2 afvoeren?
functies:
- vloeistofbalans: achtergebleven vloeistoffen en proteïnen absorberen
- bescherming: lymfocyten leven en vermenigvuldigen zich, vallen lichaamsvreemde stoffen aan
- absorptie vet: vetmoleculen niet opgenomen door bloed
kenmerken:
- willekeurige afvoersysteem: vl in extracelullaire ruimte via lymfecapillairen opgenomen
- druk in lymfevatenstelsel zeer laag: kleppen nodig om lymfe te laten stromen
anatomie:
- lymfecapillair: 1lagig plaveisel epitheel
- wanden lymfevaten vergelijkbaar met venen
- kleppen
- lymfeknopen zijn biologische filters
2 belangrijke afvoeren:
- ductus thoracicus: verzamelt lymfe onderste buikholte –> bekken, benen en linkerhelft hoofd, hals, borst , afvoeren in L v. jugularis interna en L v. subclavia
- ductus lymfaticus dexter: verzamelt lymfe van rechterkant lichaam boven diafragma
- -> afvoeren rechter a. subclavia
cardiale output?
hartminuutvolume = tot bloedvolume in een volwassen persoon/minuut volledig rondgepompt
hartfrequentie (75) x slagvolume (70) = 5250
invloedsfactor hartfrequentie?
autonoom zenuwstelsel
- sympathisch:
nn. spinales thoracales geven transmitter noradrenaline vrij aan beta adrenerge receptoren die depolarisatie Sa-knoop vertraagt waardoor drempelwaarde AP minder snel wordt bereikt
hartfrequentie = daalt (bradycardie)
- parasympathisch:
n. vagus geven transmitter acetylcholine aan muscarine receptoren die depolarisatie SA-knoop versnellen waardoor drempelwaarde AP-sneller w bereikt
hartfrequentie = verhoogt (trachycardie)
controle hartvolume 5 factoren. welke?
- preload
- slagvolume bepaald door bloedvolume ventrikels voor contractie
- positie lichaam: zittend of staand versterkt bloedaanbod
- spiercontractie: staande positie, kleppen in venen voorkomen bloedterugstroom
- respiratoire pomp: uitzetting borstkas, inademen - spierlengte
- kracht contraheren spiercellen, krachtige contractie en grotere slagvolume
- spiervezel lengte aan begin contractie - Frank-sterling effect
- vullen ventrikels
- spierlengte bepaald hoe sterk contractie is
- vb. meer ventrikelvolume –> meer uitgerokken spiervezels is meer contractiekracht - hormonaal stelsel
- bijniermerghormoon: adrenaline en noradrenaline doen contractiekracht stijgen
- schildklierhormoon en glucagon: verhogen contractiekracht - arteriële bloeddruk/afterload
- biedt weerstand
- systematisch: linker ventrikel
- pulmonale: rechter ventrikel
- afterload: inspanning die hart levert om bloed weg te pompen
waar is bloeddruk het hoogste en laagste?
hoogst: aorta (120mmHg)
laagst: vv. cavae (2mmHg)
benoem de verschillende soorten druk die invloed hebben op de bloeddruk
- vloeistofdruk: wnnr kracht op vloeistof wordt uitgeoefend
- drukgradiënt: grootste drukverschil in aortastam en doorgang rechteratrium
- arteriële druk: in arteriën
- capillairen druk: in capillairen
- veneuze druk: in venen
- systolische druk: max bloeddruk tijdens ventriculaire systole
- diastolische druk: min bloeddruk tijdens ventriculaire diastole
- polsslag: ritmische drukveranderingen die door elke hartslag wordt teweeg gebracht
- polsdruk: verschil tss systolische en diastolische druk
welke arterie is aangeraden om hartslag te voelen?
a. radialis (elke grote tot middelgrote arterie)
- -> in je nek
- -> op je arm
- -> bij je lies
reversibele uitwisseling van stoffen bij capillairen welke 4 functies?
- handhaving: contact tss bloedplasma en interstitiële vloeistof
- versnelling: transport voedingsstoffen, gassen, hormonen door weefsel
- transport: onoplosbare vetten en weefseleiwitten
- wegspoelen: bacteriële gifstoffen en andere irriterende stoffen naar lymfevatenstelsel en andere organen die een rol spelen in afweer
wat is capillairhydrostatische druk?
bij filtratie: water van een plaats met een hoge druk naar een plaats met een lage druk geperst
bij capillairen: druk aan arterie kant hoger dan vene kant
wat is capillaire osmotische druk?
water verplaats naar een plek met lage concentratie naar een plek met een hoge concentratie opgeloste stoffen
in capillairen: bloed een hogere concentratie opgeloste stoffen dan interstitiële vloeistof dus water heeft neiging om naar bloed te gaan
regulatie bloeddruk door 3 factoren. welke?
wat is het doel van de regulatie?
- hartritmevolume
- perifere weerstand
- bloeddruk
doel: veranderingen in doorbloeding toepassen zonder dat bloeddruk en bloedtoevoer naar vitale organen verandert
- kortdurende veranderingen: aanpassing aan hartritmevolume en perifere weerstand om bloeddruk en bloedtoevoer naar weefsels te stabiliseren
- langdurige veranderingen: aanpassingen bloedvolume die invloed op hartritmevolume en transport O2 en CO2 hebben
voor de aansturing van neurale regulatie hebben we 2 soorten receptoren. welke?
- barpreceptoren
- druk
- ligt in aortaboog, wanden carotissinus, rechteratrium
- zie boek p 79 achterkant schema - chemoreceptoren
- PH en verandering concentratie O2 en CO2 samenstelling
- ligt in globus aorticum, globus caroticum, medulla oblongata
- zie schema p80achterkant
welke hormonen beïnvloeden doorbloeding?
voor korte termijn en lange termijn?
korte termijn:
- adrenaline en noradrenaline: verhogen hartritmevolume en vernauwen perifere vaten
lange termijn:
- ADH: bij verlaagde bloeddruk, vernauwing perifere vaten
- renine-angiotensine-aldesteron: bij verlaagde bloeddruk, bloedvolume neemt toe
- erytopoëtine: bij verlaagde bloeddruk, aanmaakt erytrocyten
- atria natriuretisch hormoon: bij verhoogde bloeddruk, bloedvolume en bloeddruk daalt
elastische arteriën
geef kenmerken + de
verschillende lagen
- aangepast aan hoge systolische drukgolven
- output linkerventrikel
- dempen grote golven bloed
verschillende lagen
- tunica intima: endotheel + fibrocollageneus weefsel
- tunica media; dikke laag elastische vezels + gladde spiercellen
- tunica adventitia: collageen + vast vasorum + zenuwen
musculaire arteriën
geef kenmerken + lagen
- meest elastische lagen verdwijnen van tunica media
verschillende lagen
- tunica intima: endotheel
- tunica media: glad spierweefsel in concentrische laag + regelt contractie en ontspanning
- tunica adventitia: collageen
arteriolen
geef kenmerken + lagen
- reageren zeer goed op vasculaire stimuli
- grote bijdrage aan vasculaire weerstand
lagen
- tunica intima: endotheel + basaal membraan + interne elastische lamina
- tunica media: gladde spiercellagen + basale uitlopers
- tunica adventitia: onduidelijke collageen laag
microvasculatuur
bestaat uit?
atrioveneuze anastomose?
bestaat uit:
- bloedvaten met kleine diameter
- zijn permeabel voor bepaalde bloedsubstanties
- metarteriolen die overgaan in capillairen
arterioveneuze anastomose:
- verbindingen arteriën met venen dmv capillairen die uit arteriolen of metarteriolen ontspringen
- uitstroom bloed reguleren