Fysiologie - CH14 - Synaptic Physiology of the Autonomic Nervous System Flashcards
(37 cards)
Aansturing organen
Organen die actief zijn tijdens lichamelijke inspanning:
- Door sympathisch systeem excitatoir aangestuurd en door parasympatisch inhibitoir, bijvoorbeeld met hartfrequentie
Organen die actief zijn tijdens rust:
- Door sympathisch systeem inhibitoir en door parasympatisch excitatoir, bijvoorbeeld met spijsvertering
Uitzonderingen:
- Speekselklieren worden door beiden excitatoir aangestuurd maar met een iets andere werking
- Zweetklieren, arectoris pilorum spieren en meeste perifere bloedvaten worden enkel door sympaticus geïnnerveerd
Varicositeiten
- Bolachtige structuren die verspreid zijn over de axon. - —- Komen voor bij postganglionische viscerale motorneuronen van het ANS.
- Veel varicositeiten vormen synapsen met de cellen van hun doelorgaan met een synapsspleet van ongeveer 50nm in diameter.
- Dit worden ‘en passante’ synapsen genoemd (op de verkeerde plek), omdat de synaps niet op de gebruikelijke plek van de axon zit.
- Het aantal cellen dat door één axon wordt aangestuurd is hierdoor groter waardoor de autonome ouput verder en sneller verspreid wordt.
Ganglionische transmissie
Neurotransmitter acetylcholine (ACh) wordt door het presynaptische membraan afgegeven en activeert de nicotine receptoren op het postsynaptisch membraan.
- Heet ganlionisch omdat de synaps binnen een ganglion ligt
- Gebeurd zowel bij para -als sympathische stelsel zo
Nicotine receptoren
- Zijn ionotrope receptoren die een ligand- gemedieerd kanaal hebben (pentameer structuur).
- De receptoren op postganglionische autonome neuronen zijn van moleculair subtype N2 en op skeletspiercellen van subtype N1. Beide receptroen worden geactiveerd door ACh en nicotine.
- Als N1 en N2 receptoren geactiveerd raken worden ze permeabel voor natrium en kaliumionen
Verschillen subtype Nicotine receptor
- N1 receptoren worden gestimuleerd door decamethonium en geblokkeerd door d-tubocuranine
- ## N2 receptoren worden gestimuleerd door tetramethylammonium en d-tubocuranine heeft geen effect
Muscarine receptoren
- Zitten op de cellen van het doelorgaan en kunnen geactiveerd de cel bevorderen of juist afremmen
- Induceren meer cellulaire processen dan nicotine receptoren en hebben een ingewikkeldere werking
- Behoren tot G-eiwit gekoppelde receptoren
- Proces loopt trager dan via nicotine receptoren omdat er veel tussenstappen -en moleculen zijn
- Geactiveerd door ACh en geremd door atropie
Muscarine receptoren functies
- Stimulatie van de hydrolyse van het enzym fosfoinositide en hierdoor een hogere Ca2+ concentratie en activatie van het eiwit kinase C
- Remming van adenylyl cyclase en daarmee verlaging van cAMP concentratie
- De beta-gamma subunit moduleert K+-kanaaltjes in het celmembraan
Verschillende subtype Muscarine receptoren
- Subtypen M1, M3 en M5 koppelen aan G-alfa-q en dan aan fosfolipase C waardoor IP3 en diacylglycerol worden afgegeven
- Subtypen M2 en M4 koppelen aan G-alfa-i of G-alfa-o, waardoor adenyl cyclase wordt afgeremd en de cAMP concentratie verlaagd wordt
Adrenerge receptoren
Worden geactiveerd door norepinefrine.
Zijn GPCR en lijken op muscarine receptoren. 2 groepen:
1. Alfa, hebben een grotere affiniteit voor norepinefrine
2. Beta, hebben een hogere affiniteit voor epinefrine
Distributie van adrenerge receptoren in weefselafhankelijk zo kunnen medicijnen bij specifieke organen werken
Norepinefrine
Wordt door de meeste postganglionische sympatische receptoren afgegeven in de synapsspleet.
Bij de zweetklieren echter niet, hier geven de sympatische zenuwen ACh af -> activatie muscarine receptoren
Alfa1
- Receptoren in bloedvaten
- Agonist
- Bij nasale decongestiva
Alfa2
- Receptoren in presynaptische uiteinden
- Antagonist
- Bij impotentiebehandeling (geen erectie kunnen krijgen)
Beta1
- Receptoren in het hart
- Agonist
- Bij hartfalen
Beta2
- Receptoren in de spieren van de bronchioli
- Antagonisten
- Bij antihypertensive
Beta3
- Receptoren in vetcellen
- Agonisten
- Bij astma
Chromaffinecellen
Cellen van het bijniermerg, deel van sympathisch stelsel, die een synaps vormen met preganglionische sympatische neuronen.
Bevatten nicotine receptoren en worden door ACh geactiveerd, maar hebben geen axonen en geven epinefrine direct aan de bloedbaan af.
Neuroendocriene component
Hierbij wordt een hormoon/ neurotransmitter direct afgeven aan de bloedbaan. Dit gebeurd door chromaffinecellen die deel zijn van het sympathische stelsel.
Maakt het mogelijk de output meteen door het hele lichaam te verspreiden.
Verschil nicotine en muscarine receptoren
Nicotine receptoren:
- Snel en monofasisch (eenmalig)
- Zijn excitatoir -> Snel Excitatoir Postsynaptisch Potentiaal (EPSP)
Muscarine receptoren:
- Langzaam en multifasisch
- Excitatoir of inhibitoir -> snel of langzaam EPSP of IPSP
Waarom is het handig voor neuronen dat een snel EPSP met een langzaam EPSP/ IPSP gecombineerd kan worden?
Het langzame effect van muscarine receptoren werkt als een plaatselijke stop (modulator) op de signaaltransmissie waardoor er betere controle is over de orgaanactiviteit
Als er enkel nictoine receptoren zijn is er enkel één actiepotentiaal te zien en bij een combinatie van ook muscarine receptoren kunnen er meerdere actiepotentialen gegenereerd worden
Hoe ontstaat de modulerende werking van muscarine receptoren?
Bij activatie van deze receptoren, inhiberen ze een specifieke kaliumstroom ofwel de M stroom. Hierbij worden de kaliumkanaaltjes geblokkeerd waardoor de hyperpolarisatie van de cel wordt opgeheven en er makkelijker een actiepotentiaal kan ontstaan.
M stroom
De M stroom blijft ook in rust bestaan -> er stromen continu wat kaliumionen de cel uit via speciale kaliumkanaaltjes. Hierdoor wordt het membraanpotentiaal negatiever ongeveer -75 mV, wat de cel in hyperpolarisatie kan brengen
Cotransmissie
Hierbij worden er in neurale synapsen meerdere neurotransmitters gebruikt. Als een neuron meerdere neurotransmitters kans opslaan heet dat colokalisatie
Niet Adrenerge Niet Cholinerge neurotransmitters (NANC)
Dit zijn andere neurotransmitters dan ACh (cholinerge) en norepinefrine (adrenerge), zoals ATP en NO
Deze niet klassieke neurotransmitters kunnen:
1. Langzame synaptische potentialen genereren
2. Moduleren effect hebben op de respons van zenuwcellen, zonder ander zichtbaar direct effect
3. De afgifte van niet klassieke neurotransmitters kan afhankelijk zijn van neuronale activiteit
Nuclei raphes in de medulla
Neuronen projecteren hun axonen vanuit de medulla richtig de tractus intermediolateralis in het ruggenmerg. Waar 3 hormonen kunnen worden afgescheden:
- Serotine (wordt bij alle frequenties afgescheden)
- Thyotropine- releasing hormoon, TRH (wordt bij gemiddelde en hoge frequenties afgescheden)
- Substantie P (wordt alleen bij hoge frequenties afgescheden)