Gaswisseling en uitscheiding Flashcards

(47 cards)

1
Q

Waaruit bestaat de buitenste laag cellen van het neusslijmvlies?

A

Trilhaarepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke onderdelen van het luchtweg systeem bevinden zich trilharen?

A

Neusholte, luchtpijp, bronchiolen, ????

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noem je het aandeel zuurstof in de luchtdruk?

A

pO2 (partiële zuurstofdruk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke (2) manieren vindt er diffusie plaats in de longen?

A

Van de alveolaire lucht naar alveolair vocht (1) naar bloed in longhaarvaten (2).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat veroorzaakt diffusie in de longen?

A

Een verschil in de partiële gasdruk (pCO2 of pO2, hangt af van welke kant op diffusie) tussen het alveolaire vocht en bloedplasma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt het verschil in partiële gasdruk tussen alveolair vocht en bloed behouden/gehandhaafd?

A

Doordat de lucht in de longblaasjes voortdurend ververst wordt en doordat het bloed langs de longblaasjes blijft stromen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er met de pH door opname van veel CO2 in het bloed? En hoe heet het effect dat dit heeft op de verzadigingscurve van O2?

A

Daalt. Bohr-effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk principe zorgt ervoor dat vissen mbv hun kieuwen veel zuurstof kunnen opnemen?

A

Tegenstroomprincipe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noem je het constant verversen van lucht in de longen?

A

Longventilatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk vlies is vergroeid met de longen, en welk vlies is vergroeid met de ribben, de binnenste tussenribspieren en het middenrif?

A

1) Longvlies
2) Borstvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe heet de ruimte tussen longvlies en borstvlies?

A

Interpleurale ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe vindt volumevergroting van de borstholte plaats?

A

Buitenste tussenribspieren trekken de ribben en het borstbeen omhoog en naarvoren. Middenrifspieren platten het middenrif af. Buikorganen weggedrukt, buik komt naar voren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe komt een rustige inademhaling tot stand?

A

Volumevergroting borstholte zorgt voor volumevergroting longen - luchtdruk longen lager dan buitenlucht - diffusie - lucht wordt binnengezogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe komt een rustige uitademhaling tot stand?

A

Passief: spieren die inademing veroorzaakten ontspannen, ribben en borstbeen terug naar oorspronkelijke stand, middenrif teruggeduwd naar koepelvormige stand, volumeverkleining van borstholte en longen, luchtdruk hoger dan buiten, lucht stroomt naar buiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er (extra) bij een diepe inademhaling?

A

Spieren in hals trekken samen, waardoor ribben en borstbeen meer omhoog en naar voren komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er (extra) bij een diepe uitademhaling?

A

Binnenste tussenribspieren trekken samen (waardoor borstkas kleiner wordt) en spieren buikwand trekken samen (door verhoogde druk buikholte wordt middenrif omhoog geduwd).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe heet de normale hoeveelheid lucht die een volwassene in- en uitademt.

A

Ademvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe heet de hoeveelheid lucht die je maximaal extra kunt inademen en hoeveel is dit?

A

Inspiratoir reservevolume (2,5L)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe heet de hoeveelheid lucht die je maximaal extra kunt uitademen en hoeveel is dit?

A

Expiration reservevolume (1,5L)

20
Q

Hoe heet de lucht die in de longen achterblijft en hoeveel is dit gemiddeld?

A

Restvolume (1,5L)

21
Q

Hoe heet de hoeveelheid lucht die in 1 ademhaling maximaal kan worden verplaatst?

A

Vitale capaciteit

22
Q

Waar in de hersenstam worden de diepte en snelheid van de ademhaling aangepast? En wat stuurt dit gedeelte aan? En vanuit waar komen impulsen die dit gedeelte bereiken?

A

Ademcentrum. / Ademhalingsspieren. / Chemoreceptoren (hersenstam/slagaders en aorta), rekreceptoren in longen, animale zenuwstelsel, adrenaline.

23
Q

Hoe heet het omzetten van aminozuren in andere (niet-essentiële) aminozuren door de lever? Wat is het nut?

A

Transaminering (overplaatsing -NH2)/ Het evenwicht in het interne milieu handhaven.

24
Q

Hoe heet het afbreken van aminozuren door de lever?

A

Desaminering (afsplitsing -NH2 en omzetting tot ammoniak NH3).

25
Wat gebeurt er in de lever met ammoniak?
Omgezet tot ureum (aan het bloed afgegeven, en door nieren uitgescheiden).
26
Wat gebeurt er bij detoxificatie?
De lever haalt gifstoffen en andere lichaamsvreemde stoffen (bijvoorbeeld alcohol, drugs en medicijnen) uit het bloed en maakt ze onwerkzaam.
27
Wat doen de nieren?
Verwijderen schadelijke stoffen uit bloed + (door uitscheiding water & zout) spelen een rol bij homeostase.
28
Waaruit bestaat urine?
Verwijderde stoffen (water, zouten, schadelijke stoffen).
29
Waar in de nieren wordt de urine gevormd?
Nierschors en niermerg (specifiek: in nierbuis)
30
Waar in de nieren wordt urine verzameld?
Nierbekken.
31
Wat veroorzaakt de toevoer van bloedplasma in het kapsel van Bowman?
De diameter van de afvoerende arteriolen is kleiner dan die van de aanvoerende arteriolen. Hierdoor is de bloeddruk in de haarvaten in de glomeruli zo hoog, dat vanuit die haarvaten voortdurend een deel van het bloedplasma in de nierkapsels wordt geperst.
32
Welke term omschrijft het feit dat grote moleculen in bloedplasma niet door het kapsel van Bowman heen kunnen?
Ultrafiltratie.
33
Hoe heet het vocht in de nierkapsels? En wat bevat dit vocht?
Voorurine. / o.a. glucose, ionen (natrium, chloor, calcium en kalium) en ureum, maar geen eiwitten of bloedcellen (te groot).
34
Hoeveel voorurine en urine per dag gemaakt?
180 L voorurine, 1,5 L urine.
35
Waar vindt de omzetting van voorurine naar urine plaats?
Nierbuisjes en verzamelbuisjes.
36
Wat wordt er selectief uit de voorurine gehaald?
Water en nuttige stoffen (glucose en aminozuren).
37
Hoe heet het actieve transport van opgeloste nuttige stoffen vanuit de voorurine --> weefselvloeistof --> bloed? En waar vindt 80% van dit proces plaats?
Terugresorptie. / Eerste kronkelende deel.
38
Wat is het gevolg van de terugresorptie?
De osmotische waarde van de wandcellen en weefselvloeistof stijgt, dit veroorzaakt de osmose van water (uit nierbuisje --> weefselvloeistof --> haarvaten).
39
Wat gebeurt er in het dalende deel van de lis van Henle?
Het dalende deel van de lis van Henle is permeabel voor water en niet doorlaatbaar voor zouten. Door de grotere (hydrostatische) druk in het dalende deel diffundeert water vanuit het nierbuisje naar de weefsels om het nierbuisje.
40
Wat gebeurt er in het stijgende deel van de lis van Henle?
Het stijgende deel van de lis van Henle is doorlaatbaar voor zouten, maar niet voor water. Er vindt actief transport van zouten plaats uit het stijgende deel van de lis van Henle naar de weefsels om het nierbuisje. De zouten diffunderen naar het bloed in de haarvaten. Hierdoor stijgt de osmotische waarde van het bloed in de haarvaten. Water gaat vervolgens door osmose naar het bloed in de haarvaten en wordt afgevoerd.
40
Welk fenomeen bevordert in de lis van Henle de osmose van water en de diffusie van zouten (naar de haarvaten)?
Door het tegenstroomprincipe kunnen in het dalende haarvat veel zouten worden opgenomen en kan in het stijgende haarvat veel water worden opgenomen.
41
Hoe kan ADH de urineproductie doen afnemen?
ADH kan de permeabiliteit van het tweede gekronkelde nierbuisje en het verzamelbuisje doen toenemen, waardoor meer water wordt gereabsorbeerd in de nieren.
42
Hoe worden veranderingen in de pH van het interne milieu onder andere opgevangen?
Door de ademfrequentie aan te passen, door bepaalde plasma-eiwitten en door buffers van hemoglobine en natriumwaterstofcarbonaat (NaHCO3).
43
Welke rol spelen de longen bij het handhaven van de pH in het interne milieu?
Een daling van de pH van het interne milieu (acidose) wordt tegengegaan door een versterkte afgifte van COz; een verhoging van de pH
44
Hoe speelt de huid een rol in de lichaamstemperatuurregeling?
Informatie over de temperatuur van de omgeving en van de buitenkant van het lichaam ontvangt de hypothalamus van de koude- en warmtezintuigen in de lederhuid.
45
Hoe kan de temperatuur van de huid worden geregeld? (2)
1) Door de bloedvaten in de huid te verwijden. Daardoor stroomt er meer (warm) bloed door de huid, waardoor de warmteafgifte van het lichaam wordt vergroot. 2) Zweet uitscheiden via de poriën. Door verdamping van het water uit zweet wordt warmte aan het lichaam onttrokken.
46
Waar hangt de hoeveelheid warmte die een lichaam kan vasthouden of afgeven van af?
De verhouding tussen het lichaamsoppervlak en het volume (inhoud) ervan.