gb school Flashcards
(60 cards)
1
Q
onderwijs
A
education
2
Q
leren (door leerling)
A
learn
3
Q
onderwijzen - lesgeven
A
teach (teach-taught-taught)
4
Q
peuterschool
A
nursery school
5
Q
basisschool
A
primary school
6
Q
middelbare school
A
secondary school
7
Q
op school
A
in school - at school
8
Q
makkelijk
A
easy
9
Q
moeilijk
A
difficult
10
Q
uitleggen
A
explain
11
Q
vragen stellen
A
ask questions
12
Q
antwoord geven
A
answer
13
Q
een verkeerd antwoord
A
a wrong answer
14
Q
het juiste antwoord
A
the right answer
15
Q
waar
A
true
16
Q
niet waar
A
false
17
Q
vak
A
subject
18
Q
Engels
A
English
19
Q
Nederlands
A
Dutch
20
Q
Frans
A
French
21
Q
Duits
A
German
22
Q
wiskunde
A
math - mathematics
23
Q
scheikunde
A
chemistry
24
Q
natuurkunde
A
physics
25
proefjes doen
do experiments
26
aardrijkskunde
geology
27
geschiedenis
history
28
tekenen
arts
29
gym - LO
physical education - PE
30
leraar - lerares
teacher
31
klas
class - form
32
leerling
pupil - student
33
klasgenoot
classmate
34
toets
test
35
een toets halen
pass a test
36
een toets niet halen
fail a test
37
cijfer
mark
38
fout
mistake
39
ik ben goed in ...
I am good at ...
40
ik ben slecht in ...
I am bad at …
41
klaslokaal
classroom
42
kluisje
locker
43
docentenkamer
staff room
44
schoolplein
school yard
45
taal
language
46
spreken
speak (speak-spoke-spoken)
47
schrijven
write (write-wrote-written)
48
lezen
read (read-read-read)
49
luisteren
listen
50
woordenschat
vocabulary
51
betekenen
mean
52
betekenis van een woord
meaning of a word
53
grammatica
grammar
54
uitspraak
pronunciation
55
tellen
count
56
optellen
add
57
aftrekken
subtract
58
vermenigvuldigen
multiply
59
delen
divide
60
rekenmachine
calculator
