Geriatrie Flashcards
(98 cards)
Op welke volgorde komen ziektes bij ouderen voor?
Artritis, HVZ, kanker, diabetes, sinusitis, astma, nierziekten.
Noem de fysieke verschijnselen van veroudering.
Rimpels, zintuigen minder accuraat, haar dun en grijs, gewichtstoename (voornl. taille en heup), minder botdichtheid (voornl. vrouwen), langzamere reflexen en altered gait (motorische disfunctie), mentale achteruitgang en slechter geheugen, complexe ziektes door genetische en omgevingsfactoren.
Wat gebeurt er met de longfunctie bij ouderen?
VC en FEV1 nemen af, COPD, samen met cardiale factoren > slechter uithoudingsvermogen.
Wat gebeurt er psychisch met ouderen? Waardoor kan dit komen?
Dementie, delier, depressie. Wittestoflaesies.
Welke HVZ krijgen ouderen?
Pompfunctie neemt af (bijv. door HT: MI, klepgebreken, hartspierschade), ritmestoornis (AF), arteriosclerose (perifeer vaatlijden, CVA, nierfunctiestoornis), veneuze insuff (varices, trombose).
Wat gebeurt er met de hartfunctie bij ouderen?
Carotid intima-media thickness, aorta thoracica Ca en mean arterial druk nemen toe. Vanaf 50 jaar: pulse neemt toe, dia neemt af, sys neemt toe. Blood pressure profiel wordt steeds eentoniger.
Welk type hypertensie komt bij ouderen veel voor?
Geïsoleerde systolische HT. Sys-dia HT en iso dia HT nemen juist af.
Wat is sarcopenie? Waar is het onderdeel van? Wat is het verschil met cachexie?
Degeneratief verlies van skeletspiermassa, kwaliteit en kracht. 0.5-1% per jaar na 25 jr. Onderdeel van frailty syndroom. Bij sarcopenie hoeft de pt niet per se ziek te zijn i.t.t. cachexie.
Wat gebeurt er met de nierfunctie bij ouderen?
Creatinineklaring 65 jr: 70%, 90 jr: 50%, waardoor dosis meds aanpassen. Nieren worden kleiner (Re wel groter dan Li).
Vertel wat over de piek gemiddelde leeftijd waarop men overlijdt.
Gedurende jaren toegenomen. Piek 85-90 jr.
Wat zijn de fenotypes van veroudering?
Dichotomous (je hebt een ziekte of niet), kwantitatief (chol., BD, age-at-menopause, glucoseniveau), longevity (langlevendheid; periode zonder ziekte; bio vs. chrono leeftijd, waarbij bio op basis van metingen (BD, chol. etc) en referentiewaarden).
Hoeveel % van 85+ heeft een heupfractuur gehad?
25%
Wat zijn voor- en nadelen van het nemen van DNA-verschillen als marker?
Voordelen: DNA stabiel (verandert niet met leeftijd; prognostische analyse), zelfde in alle weefsels.
Nadeel: weinig kennis en bekende variaties maar klein effect.
Waarom zou men DNA-variatie moeten bestuderen?
Biologie: mechanisme en behandeling ziekte.
Predictie: (vroege) diagnose; risico ziekte en response-to-treatment ipv trial and error.
Welke variaties bestaan in DNA?
SNP (Single Nucleotide Polymorfisme; subtiele effecten, denk aan homocysteïneniveau), IN/DEL (Insertion/Deletion), CNV (Copy Number Variation), VNTR (Variable Number Tandem Repeats).
Hoeveel % verschil in het DNA is er tussen mensen onderling?
2%
Wat zijn vaakvoorkomende variaties in DNA?
> 5% polymorfisme, waardoor complexe ziekte.
<1% mutaties, waardoor monogenetische (simpele) ziektes.
Noem kenmerken van monogenetische ziektes.
Ernstige fenotype, early onset, zeldzaam, Mendelian inheritance.
Noem voorbeelden van monogenetische ziektes.
CF, osteogenesis imperfecta.
Noem kenmerken van complexe ziektes.
Mild, late onset, common, complexe overerving.
Noem voorbeelden van compkexe ziektes.
Osteoporose, astma, DM.
Noem een aantal erfelijke ziektes/eigenschappen.
Depressie, osteoporose, ontrouw, rookgedrag, longevity(!).
Waar hangt het fractuurrisico af?
Botsterkte (BMD 80% genetisch bepaald, kwaliteit 70%, geometrie), impact force (obees: kussen), valrisico. Icm omgevingsfactoren (NL melk)
Wat is de Top 3 Farmaca bij ouderen?
Cardiovasculaire meds (hartfalen), psychofarmaca (antidepr., antipsychotica, hypnotica), analgetica (NSAIDs etc.).