GK 1.12 Farmacologie Flashcards
(29 cards)
droge toepassing geneesmiddelen + toedieningsweg
poeder
capsules
tabletten
bruis, kauw, zuig tabletten
TW-> oraal
natte toepassing geneesmiddelen + toedieningsweg
oplossing
suspensie
emulsie
TW-> injectie, infusie, spray
vette toepassing geneesmiddelen + toepassingsweg
creme (water+ vet)
zalf (vet)
pasta (50% poeder)
TW -> vaak cutaan (huid)
farmacokinetiek
wat doet het lichaam met het geneesmiddel
opname (ab-/resorptie)
opname van medicijnen in lichaamsvloeistof
lokale toediening
komt niet in het bloed, werkt op de plek zelf
vb; creme, inhalatie, spray, koeling, drankje
systemische toediening
via het bloed door het hele lichaam
enteraal toedienen
via maag-darm kanaal
absorptie maag -> pijnstillers (zijn zuur0
absorptie dunne darm -> meeste medicijnen resorptie
parenteraal
buiten maag-darm kanaal
intraveneus -> in venen
subcutaan -> onder de houd
intramusculair -> in de spier
verneveling en gassen (narcose
pleister
neusspray
d
factoren die resorptie beïnvloeden
vulling maag -> hoe meer gevuld, hoe slechtere resorptie
vet/water- oplosbaarheid geneesmiddel
doorbloeding/conditie maag-darm kanaal
toedieningsweg
gelijktijdig gebruik van andere middelen
distributie
aankomen van het middel in de weefsels waar het voor bedoeld is
factoren die distributie beïnvloeden
het geneesmiddel
de organen
het individu
leverpassage
interacties geneesmiddelen
afbreken geneesmiddel
onschadelijk maken en geschikt voor de uitscheiding maken
biotransformatie
geneesmiddelen afbreken tot metabolieten
- onschadelijk/onwerkzaam maken
- geschikt maken voor uitscheiding
dit gebeurt voor het grootste gedeelt door de lever
2 fasen metabolisering (omzetten lipofiel -> hydrofiel)
1 stof omzetten tot hydrofiele stof of opknippen
2 koppeling aan oplosbare stoffen
factoren die biotransformatie beïnvloeden
alcohol, andere geneesmiddelen -> doordat hij alle enzymen gaat gebruiken ipv dat het geneesmiddel dat doet
ouderen, kinderen, leveraandoeningen -> leverfunctie verminderd
individuele verschillen in enzymen
excretie
uitscheiding, het uit het lichaam werken
lipofiel -> via het lever -> gal -> maag- darm kanaal
hydrofiel-> via de lever -> bloed -> nieren
actief/passieve klaring geneesmiddel in nieren
actief -> transportsystemen -> kost energie
passief -> via filtratie -> kost geen energie.
factoren die excretie in nieren beïnvloeden
meerdere geneesmiddelen die actief moeten worden uitgescheiden
doorbloeding/conditie van de nieren
ouderdom -> achteruitgang nierfunctie
factoren die excretie darm beïnvloeden
je kan te maken krijgen met een enterohepatische kringloop waarbij er opnieuw resorptie plaats vind van het geneesmiddel waardoor de werkingsduur van het geneesmiddel nog weer langer duurt
verschillende hoofdwerkingen
causaal -> oorzaak bestrijden
profylactische -> voorkomt ziekte
symptomatische -> bestrijd symptomen, niet ziekte
substitutie -> vult tekort van lichaam op
placebo -> bevatten geen werkzame stof
nevenwerking
extra werking, naast de bedoelde werking
bijwerking
werking die anders is dan de bedoelde werking, schadelijk en onbedoeld
specifiek -> betreft orgaan
aspecifiek -> betreft hele lichaam
tolerantie
na herhaalde toediening word het minder werkzaam waardoor je steeds meer nodig bent om hetzelfde effect te krijgen
benzodiazepinen, morfine, alcohol