Goethe a1 Flashcards
(682 cards)
van
ab
vanaf vandaag
ab Heute
maar
aber
Vertrekken (met een voertuig)
abfahren (fuhr ab, abgefahren)
vertrek
die Abfahrt
iets inleveren / afgeven / indienen
abgeben (etw.Akk. Abgeben, gab ab, abgegeben)
ophalen (om iets op te halen)
abholen (holte ab, abgeholt)
afzender
der Absender (die Absenderin)
Opgelet
Achtung! (die)
Het adres
die Adresse, Adressen
alle (alles)
alle (alles)
alleen
allein
zo, dus
also
oud
alt
leeftijd, rijpheid
das Alter
(vrijwillig) iets aanbieden
anbieten (etw.Akk. Anbieten, bot an, angeboten)
Het aanbod
das Angebot, Angebote
andere
anderer, andere , anderes
beginnen
anfangen (fing an, angefangen)
Het begin
der Anfang
iets aanklikken
anklicken (etw.Akk. Anklicken, klickte an, angeklickt)
aankomen
ankommen (kam an, angekommen)
De aankomst
die Ankunft
afstrepen (/aanvinken)
ankreuzen (kreuzte an, angekreuzt)