Grammatica Toets Flashcards
(24 cards)
1
Q
1e naamval mannelijk
A
Der/Ein
2
Q
1e naamval vrouwelijk
A
Die/Eine
3
Q
1e naamval onzijdig
A
Das/Eun
4
Q
1e naamval meervoud
A
Die/Meine
5
Q
3e naamval (voorzetsel) mannelijk
A
Dem/Einem
6
Q
3e naamval (voorzetsel) vrouwelijk
A
Der/Einer
7
Q
3e naamval (voorzetsel) onzijdig
A
Dem/Einem
8
Q
3e naamval (voorzetsel) meervoud
A
Den+n/Meinen+n
9
Q
4e naamval mannelijk
A
Den/einen
10
Q
4e naamval vrouwelijk
A
Die/Eine
11
Q
4e naamval onzijdig
A
Das/ein
12
Q
4e naamval meervoud
A
Die/Meine
13
Q
Mit
A
Met
14
Q
Nach
A
Na
15
Q
Bei
A
Bij
16
Q
Seit
A
Sinds
17
Q
Von
A
Van/door
18
Q
Zu
A
Naar
19
Q
Zuwider
A
In strijd met
20
Q
Außer
A
Behalve
21
Q
Aus
A
Uit
22
Q
Gegenüber
A
Tegenover
23
Q
Gemäß
A
Volgens
24
Q
Entgegen
A
Tegemoet