Groeifasen Van Organisaties Flashcards
1
Q
Beschrijf de groeifasen volgens Lievegoed
A
- Pioniersfase
- Differentiatiefase
- Integratiefase
2
Q
Leg de pioniersfase uit
A
- startfase van de organisatie
- vaak een oprichter/tevens eigenaar
- nog geen concrete doelen
- markbenadering; markt is niet anoniem, kent zijn klanten, klantgericht
- organisatie; lijnorganisatie, informele relaties, flexibele en vooruitstrevende organisatie
- leiderschap; ongedwongen manier van leidinggeven
3
Q
Waaraan ziet men dat de pioniersfase eindigt?
A
- in-en externe communicatie verloopt moeizaam
- stijgende vraag naar producten
4
Q
Wat zijn de crisisverschijnselen aan het eind van de pioniersfase?
A
- aandacht ligt op productie, menselijk aspect verschuift naar de achtergrond
- conflicten tussen leiding en medewerkers
- conflicten medewerkers onderling door toenemende werkdruk
- minder motivatie personeel
- veel communicatiestoornissen
5
Q
Wat zijn de kenmerken van de Differentiatiefase?
A
- externe invloeden worden steeds groter
- markt wordt anoniemer
- sterkere gerichtheid op productie dan menselijke aspecten
- interne organisatie wordt gestructureerd, ontstaan lijn-staforganisatie
- veel nieuwe voorschriften en procedures
- standaardisatie van productieprocessen
- ontstaan taakverdeling, staffuncties, managementsfuncties enz
- leiderschap gericht op planning en organiseren, controlerend en dirigerend
- stijl van leiding geven autocratische of instrumenteel
6
Q
Wat zijn de crisisverschijnselen die het einde van de differentiatiefase aangeven?
A
- afname winst, door hoge ziekteverzuimkosten, dure specialisten
- veel conflicten op alle niveaus
- toenemende stress door gespannen werksfeer en verstoorde verhoudingen
- communicatiestoornissen
- lage motivatie op alle niveau’s
- stijgend personeelsverloop
- aantasting imago organisatie
7
Q
Wat zijn de kenmerken van de integratiefase volgens Lievegoed
A
- integratie van in en externe organisatie
- veel accent op menselijke aspecten zowel klanten als medewerkers
- servicegericht en klantvriendelijk
- soms branchevervaging
- matrix of projectstructuur
- verplatting door verdeling managementtaken en verdwijnen staf
- leiderschap is richtinggevend, begeleidend, ondersteunend en gericht op beleid en vernieuwing
- stijl van leiding geven is participerend, democratisch en flexibel
8
Q
Noem de fases uit het groeimodel van greiner
A
- Groei door creativiteit= informele organisatie, alles draait om directeur. management bij direction and control
- Groei door leiding en dirigeren= delegeren deel coördinatie taak, gebruik procedures en richtlijnen, taakomschrijvingen en nota’s
- Groei door delegatie= delegatie aan middle management,management by objectives
- Groei door coördinatie= tussen divisies en eenheden, invoering centrale staven met functionele bevoegdheden technostructuur
- Groei door samenwerking= samenwerking binnen de organisatie staat centraal. Hiërarchie is beperkt, evenals richtlijnen en procedures door staf. Volwassen organisatie
- Groei door alliantie= aangaan van fusies, allianties om verder te groeien als organisatie
9
Q
Benoem de verschillende soorten crises die horen bij het groeifasemodel van Greiner
A
- Leiderchapcrisis=gebrek aan leiding en structuur omdat het bedrijf te groot en ingewikkeld wordt.
- Autonomiecrisis= door groei bedrijf coördinatieproblemen, middle managers willen eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden
- Beheersingscrisis= door toenemende delegatie gaan middle managers en hun divisies eigen beleid voeren, daardoor loopt de eenheid binnen de organisatie gevaar.
- Crisis van de red tape= staf krijgt te veel macht waardoor middle managers onvoldoende ruimte krijgen om beleid te voeren
- Crisis van overleg= te veel overleg