Brainscape's Knowledge GenomeTM

Browse over 1 million classes created by top students, professors, publishers, and experts.


See full index

ZFrans fiches > H 6A > Flashcards

H 6A Flashcards

1
Q

Wat is uw naam/voornaam ?

A

Comment vous appelez-vous ?
Quel est votre prénom/ nom (de famille) ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is uw adres ?

A
  1. Quelle est votre adresse?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welk nummer woont u ?

A
  1. Vous habitez à quel numéro ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de postcode ?

A

Quel est votre code post

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke stad woont u ?

A

Où habitez-vous?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vanwaar bent u ?

A

Vous venez de (quel pays)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is uw telefoonnummer/GSM nummer/emailadres ?

A
  1. Quel est votre numéro de téléphone ?
  2. Vous avez une adresse mail?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe oud bent u ?

A
  1. Quel âge avez-vous?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is uw geboortedatum/geboorteplaats ?

A
  1. Quelle est votre date de naissance ?
  2. Où êtes-vous né(e)?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is uw nationaliteit?

A
  1. Quelle est votre nationalité ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is uw burgelijke staat ?

A
  1. Vous êtes marié / célibataire ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel kinderen heeft u ?

A
  1. Combien d’enfants avez-vous ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hij is enig kind

A

il est enfant unique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hij is student

A

il est étudiant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hij is getrouwd, maar zij is vrijgezel.

A

Il est marié mais elle est célibataire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ze zijn gescheiden

A

Ils sont divorcés

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hij is weduwnaar, zij is weduwe

A

il est veuf
elle est veuve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ze is zwanger

A

elle est enceinte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ik woon in de stationsstraat.

A

J’habite rue de la Gare.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ik woon in Hasselt.

A

J’habite à Hasselt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Ik kom van Brussel

A

Je viens de Bruxelles.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ik woon in Marokko

A

J’habite au Maroc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Ik woon in België

A

J’habite en Belgique.

24
Q

Ik woon in Nederland

A

Ils habitent aux Pays-Bas.

25
Q

Ik kom uit Frankrijk

A

Je viens de France

26
Q

Ik ben 18, ik word 19.

A

J’ai 18 ans.
J’aurai 19 ans

27
Q

Ik ben net twintig geworden

A

Je viens d’avoir 20 ans.

28
Q

Ik ben geboren op 1 mei

A

Je suis né(e) le premier mai.

29
Q

Ik ben geboren op 2 mei

A

Je suis né(e) le deux mai.

30
Q

Ik ben geboren in 1999

A

Je suis né(e) en 1999

31
Q

We zijn verhuisd in 1998

A

Nous avons déménagé en 1998.

32
Q

Wij zijn getrouwd in 1996

A

Nous nous sommes mariés en 1996.

33
Q

We zijn 3 jaar geleden getrouwd

A

Nous nous sommes mariés il y a 3 ans.

34
Q

We zijn al 5 jaar getrouwd.

A

Nous sommes marié(e) depuis 5 ans.

35
Q

Ik ben afkomstig uit België.

A

a) Je suis originaire de Belgique.
b) Je suis d’origine belge.

36
Q

Kan je me even zeggen hoe je naam ook alweer was ?

A

c) Pourriez-vous me rappeler votre nom?

37
Q

Wanneer ben je jarig ?

A

Quand fêtez-vous votre anniversaire

38
Q

Wij zijn even oud

A

d) Nous avons le même âge.

39
Q

Ik ben ouder dan mijn zus.

A

e) Je suis plus âgé(e) que ma sœur.

40
Q

Woon je bij je ouders ?

A

f) Vous vivez chez vos parents ?

41
Q

Ik woon alleen.

A

Je vis seul

42
Q

Ik woon samen met mijn vriend.

A

Je vis avec mon copain

43
Q

Ik heb een vriendin.

A

g) J’ai une copine.

44
Q

Wij zijn uit elkaar.

A

h) Nous nous sommes quittés.

45
Q

Wij wonen apart

A

i) Nous vivons séparément.

46
Q

Mijn man is overleden.

A

j) Mon mari est décédé.

47
Q

Zeg dat je MMA studeert

A

Je fais des études de secretariat medical

48
Q

Vraag of je een bachelor gedaan hebt ?

A

vous faites un bachelor ?

49
Q

Zeg dat het een opleiding is van 3 jaar

A

Il s’agit d’une formation de trois ans

50
Q

Vraag in welk jaar iemand zit

A

En quelle année êtes-vous ?

51
Q

Vraag wanneer hij/zij zijn studies beëindigt

A

quand aurez-vous terminé vos études?

52
Q

Over 2 jaar

A

dans deux ans

53
Q

Zeg dat je ingeschreven bent bij hogeschool PXL

A

Je suis inscrit à la haute école PXL à hasselt

54
Q

Zeg dat je een cursus Spaans volgt.

A

j’y suis un cours d’espagnol

55
Q

Welke richting volg je?

A

Quelle orientation/formation suivez-vous

56
Q

Zeg dat je een bachelor OM hebt.

A

J’ai un bachelor professionnel en gestion de bureau

ZFrans fiches (7 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2024 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions