H 6B

Question 1

Deeltijds werken

Answer 1

Travailler à temps partiel

Question 2

Wat is je beroep (2x)

Answer 2

Quelle est votre profession?
Quel est votre métier?

Question 3

Wat voor werk doe je ?

Answer 3

Que faites-vous comme travail?
Que faites-vous comme métier?

Question 4

Wat doe jij van job ? (informeel)

Answer 4

Quelle est ton boulot

Question 5

Waaruit bestaat uw werk ?

Answer 5

En quoi consiste votre travail?

Question 6

Heeft u vast werk ?

Answer 6

Vous avez un emploi fixe?

Question 7

Halftijds werken

Answer 7

Travailler à mis temps

Question 8

Voltijds werken

Answer 8

Travailler à temps plein

Question 9

Hoe zeg je ‘werken’ op een informelere manier ?

Answer 9

bosser

Question 10

Ik ben werkloos

Answer 10

Je suis chômeuse
Je suis au chômage

Question 11

Ik ben gepensioneerd

Answer 11

Je suis retraitée

Question 12

Ik ben zelfstandige

Answer 12

Je suis indépendante

Question 13

Ik ben ambtenaar

Answer 13

Je suis fonctionaire

Question 14

Ik ben bediende

Answer 14

Je suis employée

Question 15

Ik ben met vervroegd pensioen

Answer 15

Je suis à la retraite anticipée

Question 16

Ik werk als mma

Answer 16

Je travaille comme secrétaire médicale

Question 17

Ik ben verantwoordelijk voor het onthaal van de patiënten

Answer 17

Je suis responsable de l’accueil de patients

Question 18

Ik houd me bezig met het archief.

Answer 18

Je m’occupe des archives

Question 19

Heel graag doen / houden van / dol zijn op

Answer 19

J’adore

Question 20

Ik werk voor een privépraktijk.

Answer 20

Je travaille dans un cabinet privé

Question 21

Geïnteresseerd zijn in

Answer 21

S’interesser à

Question 22

Ik pendel

Answer 22

Je fais la navette

Question 23

Ik speel golf

Answer 23

Je joue au golf

Question 24

Ik ben vaak onderweg

Answer 24

Je fais la route

Question 25

Ik speel voetbal

Answer 25

Je joue au foot

Question 26

ik speel piano

Answer 26

Je joue du piano

Question 27

Ik speel gitaar

Answer 27

Je joue de la guitare

Question 28

Hoe gaat het met je?

Answer 28

Comment vas-tu

Question 29

Het gaat goed / Ik voel me goed.

Answer 29

Je me porte bien

Question 30

Alles in orde?

Answer 30

Tout vas bien

Question 31

Ik voel me tiptop / Het gaat uitstekend / Ik ben weer de oude.

Answer 31

Je me sens au top

Question 32

Hoe gaat het met de gezondheid ?

Answer 32

Comment vas votre santé

Question 33

Ik voel me redelijk goed.

Answer 33

Je me sens relativement bien

Question 34

Hoe voel je je vandaag ?

Answer 34

Comment vous sentez-vous aujourd’hui

Question 35

Het gaat beter

Answer 35

Je vais mieux

Question 36

Voel je je al beter ?

Answer 36

Vous vous sentez mieux?

Question 37

Ik voel me niet (zo) goed.

Answer 37

Je ne me sens pas (assi)bien

Question 38

Gaat het al iets beter?

Answer 38

Ca va un peu mieux

Question 39

Ik voel me rot / ellendig.

Answer 39

Je me sens patraque

Question 40

Scheelt er iets ?

Answer 40

Ça ne vas pas?

Question 41

Ik heb overal pijn.

Answer 41

J’ai mal partout

Question 42

Heb je ergens pijn ? (2)

Answer 42

Vous avez mal quelques part Vous souffrez de quelque chose

Question 43

Ik ben bekaf / doodmoe.

Answer 43

Je suis épuisé

Question 44

Heb je je pijn gedaan ? (2)

Answer 44

Vous vous êtes fait mal Vous vous etes blessé

Question 45

Ik ben gespannen. Ik sta onder stress.

Answer 45

Je suis tendu Je suis stressé

Question 46

het kan beter (informeel)

Answer 46

ni bien ni mal couci-couça

Question 47

Het gaat goed / Ik voel me goed.

Answer 47

Je vais bien

Question 48

Expliquez : je suis moche (dit betekent ook : ik ben lelijk)

Answer 48

Je me sens patraque

Question 49

ik heb me al beter gevoeld (informeel)

Answer 49

Pas terrible

Question 50

Ik ben duizelig

Answer 50

J’ai des vertiges

Question 51

Ik heb een verkoudheid

Answer 51

J’ai un rhume

Question 52

Ik heb geen honger

Answer 52

Je n’ai pas faim Je n’ai pas d’apetit

Question 53

Ik ben verkouden

Answer 53

Je suis enrhummée

Question 54

ik heb geen eetlust

Answer 54

Je n’ai pas d’apetit

Question 55

Ik heb een verkoudheid opgelopen

Answer 55

J’ai attrapé un rhume

Question 56

Ik krijg niets naar binnen

Answer 56

J’ai l’estomac barbouillé

Question 57

Ik heb kou gevat

Answer 57

J’ai pris froid

Question 58

Ik heb mijn been gebroken

Answer 58

Je me suis cassé la jambe

Question 59

Ik heb griep

Answer 59

J’ai la grippe

Question 60

Ik heb mijn arm gebroken

Answer 60

Je me suis fracturé/cassé le bras

Question 61

ik voel me grieperig

Answer 61

Je suis grippé(e)

Question 62

Ik heb mijn voet verstuikt

Answer 62

Je me suis foulé le pied/ la cheville

Question 63

ik heb koorts

Answer 63

J’ai de la fièvre

Question 64

Ik heb mijn enkel verzwikt

Answer 64

Je me suis foulé la cheville

Question 65

ik ben misselijk

Answer 65

10. J’ai des nausées

Question 65

ik moet overgeven

Answer 65

Je dois vomir