H04-5 Flashcards
(31 cards)
1
Q
nadenken
A
riflettere
2
Q
besluiten; beslissen
A
decidere
3
Q
besluit; beslissing
A
la decisione
4
Q
in de war sturen
A
sconvolgere
5
Q
definitief
A
definitivo
6
Q
definiëren; omschrijven
A
definire
7
Q
terugdenken aan; onthouden
A
ricordare
8
Q
ontkennen
A
negare
9
Q
uitvoeren; onderling overeenkomen
A
combinare
10
Q
karakter
A
il carattere
11
Q
persoonlijkheid
A
la personalità
12
Q
mentaliteit
A
la mentalità
13
Q
slechte eigenschap
A
il vizio
14
Q
vrolijk
A
allegro
15
Q
vrolijkheid
A
l’allegria
16
Q
knap; bekwaam; fatsoenlijk
A
bravo
17
Q
goed; goedmoedig
A
buono
18
Q
een goeierd zijn
A
essere buono come il pane
19
Q
stout; slecht
A
cattivo
20
Q
trouw
A
fedele
21
Q
vriendelijkheid
A
la gentilezza
22
Q
aardig; vriendelijk
A
gentile
23
Q
moedig
A
coraggioso
24
Q
moed
A
il corragio
25
wreed
crudele
26
slaan
picchiare
27
hard; koppig
duro
28
gierig; karig
avaro
29
lompheid; ongemanierdheid
lo sgarbo
30
laf
vigliacco
31
bescheiden
modesto