H1 Flashcards
(26 cards)
Biologie
De wetenschappelijke studie van het leven
Organisatie
De studie van leven op aarde is uitgebreid vanaf de microscopische schaal van de moleculen en cellen waar de organismen uit bestaan tot de globale schaal van het leven op aarde.
Informatie
Interacties
Evolutie
Emergente eigenschappen
Nieuwe eigenschappen die zich voordoen bij elke stap hoger in de hiërarchie van het leven, te danken aan de ordening en wisselwerking van onderdelen bij vergrotende complexiteit.
Systeem biologie
Een aanpak tot het studeren van biologie die het dynamische gedrag van hele biologische systemen wil modelleren op basis van een studie naar de interacties tussen de delen van het systeem.
Eukaryotische cel
Een type cel met een membraan omhulde nucleus en membraan omhulde organellen. Organismen met eukaryotische cellen (protisten, planten, fungi en dieren) worden eukaryoten genoemd.
Prokaryotische cel
Een type cel zonder een membraan omhulde nucleus en membraan omhulde organellen. Organismen met prokaryotische cellen (bacteriën en archaea) worden prokaryoten genoemd.
DNA (DeoxyriboNucleic Acid)
Een nucleotide zuur molecule, meet over het algemeen een dubbele streng helix, waarin elke polynucleotide streng bestaat uit nucleotide monomeren met een deoxyribose suiker en de stikstof basen adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en thymine (T), die gekopieerd kunnen worden en zo de geërfde structuur van de proteïnen van een cel kunnen vormen.
Genen
Een discrete eenheid van erfelijke informatie bestaande uit een specifieke nucleotide volgorde in DNA (of RNA, in sommige virussen).
Gen-expressie
Het proces waarmee informatie die in DNA is vastgelegd de synthese van eiwitten, of in sommige gevallen, RNA die niet in eiwitten getransleerd wordt maar als RNA functioneert, stuurt.
Genoom
Het genetische materiaal van een organisme of virus; de complete verzameling genen van een organisme of een virus samen met de niet-coderende nucleïnezuurvolgorden.
Genomica
De studie van hele genenverzamelingen en hun wisselwerking binnen een soort, alsmede genoomvergelijkingen tussen soorten.
Proteomica
De systematische studie van eiwitverzamelingen en hun eigenschappen, waaronder het voorkomen, chemische modificaties en interacties.
Proteoom
De gehele verzameling eiwitten die in een gegeven cel, weefsel of organisme tot expressie komt.
Produceerder
Een organisme dat organische stoffen produceert van CO2 door het gebruiken van licht-energie (in fotosynthese) of door het oxideren van anorganische chemicaliën (in chemo synthetische reacties uitgevoerd door sommige prokaryoten)
Consument
Een organisme dat zich voed met produceerder, andere consumenten of niet-levend materiaal.
Terugkoppelingsregulering
De regulering van een proces door de eigen uitvoer of het eindproduct.
Evolutie
Afstamming met verandering;
proces waarmee soorten verschillen van hun voorouders bijeenbrengen terwijl ze zich in de loop van de tijd aanpassen aan verschillende omgevingen;
ook nauwer gedefinieerd als de verandering in de genetische samenstelling van een populatie van generatie op generatie.
Bacteria
Een prokaryotisch domein, bevat eencellige prokaryotische organismen
Archaea
Een prokaryotisch domein, bevat eencellige prokaryotische organismen
Eukarya
Het domein waar alle prokaryoten onder vallen.
Hier vallen de volgende koninkrijken onder:
- Plantae
- Fungi
- Animalia
- Protisten
Natuurlijke selectie
Een proces waarbij individuen die bepaalde erfelijke kenmerken hebben geneigd zijn een grotere overlevings- en voortplantingskans te hebben dan andere organismen vanwege die kenmerken.