H1 Flashcards

(56 cards)

1
Q

Anatomie

A

Studie van de oorsprong en uitwendige structuren van organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Macroscopie vb

A

Orgaanstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Microscopische anatomie vb

A

Cytologie, histologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fysiologie

A

Studie van functies van anatomische structuren bv: celfysiologie, orgaanfysiologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Algemene histologie

A

Cellen met dezelfde functie binnen 1 weefsel synthetisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lichtmicroscopie

A

Bereidingen worden bekeken met een doorvallend wit licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onderdelen lichtmicroscoop

A

zie afbeelding dag 9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Prameters voor de belichting van een objectief te bepalen

A

-lichtsterkte
- het oplossend vermogen
- de kwaliteit van het beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

eindvergroting

A

vergroting van het objectief x vergroting van het oculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Resolutie

A

De minimale afstand tussen 2 punten nodig om ze verschillend te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Algemene histologie

A

Cellen met dezelfde functie binnen 1 weefsel synthetisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarom maken we gebruik van imersieolie in microscopen

A

Om een ​​sterkere vergroting van een object mogelijk te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lichtmicroscopie

A

Bereidingen worden bekeken met een doorvallend wit licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Twee soorten weefselcoupes

A

-paraffine coupes
- vriescoupes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Problemen met grote stukken weefsel voor gebruik onder een lichtmicroscoop

A
  • ze kunnen niet onder de microscoop worden onderzocht
  • enkel dunne coupes van weefsels laten lichten deur
  • niet gekleurd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kleuren voorbereiden

A

kleurstoffen worden selectief geabsorbeerd door componenten van de cel. waardoor kleurverschillen tot stand komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hematoxyline-eosine kleuring

A

Hematoxyline -> reageert met zuren in de cel (
enosine -> reageert met basiscomponenten van de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Artefacten

A

een coupe ontstaan ​​na cosmetische behandelingen van het weefsel waardoor het niet altijd consistentstemt met de werkelijkheid ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Autolyse

A

Desintegreert weefsel wanneer het niet snel genoeg wordt gefixeerd wordt meestal door enzymen die vrijkomen uit lysosomen ten gevolge van zuurstoftekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

krimp-artefact

A

Reagentia gebruikt op paraffinecoupes zorgen ervoor dat de stof gaat krimpen. Wanneer verschillende componenten van het weefsel anders krimpen ontstaan ​​spleten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

sigittaal

A

verdeelt het lichaam in een linker en rechter deel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Midsagittaal

A

verdeelt het lichaam precies door het midden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Frontaal vlak

A

verdeelt het lichaam in een ventraal(buik) en dorsaal(rug) deel

23
Q

Transversaal vlak

A

verdeeldt het lichaam in craniaal(hoofd) en caudaal(voeten) deel

24
palmair
aan de handpalm zijde
25
plantair
aan de voetzool zijde
26
anterior
de voorkant
27
ventraal
aan de buikzijde
28
superior
aan de bovenkant
29
carniaal
naar de schedelkant
30
mediaal
naar binnenzijde van romp
31
proximaal
aan het begin, aanhechting
32
posterior
de achterkant
33
dorsaal
de rugzijde
34
inferior
aan de onderkant
35
caudaal
naar de staart toe
36
lateraal
naar de buitenzijde van middenlijn van lichaam
37
distaal
naar het uiteinde
38
rostaal
dicht bij kruin
39
caudaal
richting van nek of weg van kruin
40
nasaal
aan de voorzijde(neus)
41
occipitaal
aan de achterzijde (achterhoofd)
42
temporaal
aan de zijkant (slapen)
43
cephalon
hoofd
44
cervicis
hals
45
thorax
borstkas
46
abdomen
buik
47
pelvis
bekken
48
lendenen
onderrug
49
pubis
voorste deel van bekken
50
axilla
oksel
51
brachium
arm
52
cellen
kleinste levende eenheid binnen een organismen
53
weefsel
een specifieke manier geordende verzameling van cellen met extracellulaire matric
54
4 primaire weefsels
- ephiteelweefsel -bindweefsel - spierweefsel - zenuwweefsel
55
orgaan
een anatomische eenheid opgebouwd uit een groep van weefsels die specifieke functies vervullen