H1: Inleiding Financiële Producten (Deel 2)

Question 1

Liquiditeit

Answer 1

mate waarin klant op korte termijn over geld kan beschikken

Question 2

rendement

Answer 2

opbrengst van geld

Question 3

risicoprofiel

Answer 3

in welke mate klant risico wil en kan lopen

Question 4

liquide middelen

Answer 4

kortetermijnbelegging zonder extra kosten - sparen

Question 5

obligatie

Answer 5

verhandelbare vastrentende waarden. Looptijd meer dan twee jaar

Question 6

derivaten

Answer 6

beleggingsproducten met een relatie tot beleggingsobject

Question 7

beleggingsobject

Answer 7

zilver, goud, antiek. Belegging met als doel rendement

Question 8

beleggingsfonds

Answer 8

risicospreiding omdat fonds verschillende beleggingen aankoopt

Question 9

chartaal

Answer 9

contant geld

Question 10

giraal

Answer 10

geld op je ing bankrekening

Question 11

compte joint rekening

Answer 11

rekening op meerdere namen

Question 12

toonbank betaling

Answer 12

betaling ter plaatse uitgevoerd

Question 13

girale betaling

Answer 13

geld wordt overgeschreven van de ene naar de andere rekening

Question 14

vrij opneembare spaarrekening

Answer 14

spaarrekening waar op ieder moment geld opgenomen kan worden

Question 15

klimrente

Answer 15

naarmate tegoed langer op de rekening staat, wordt rente hoger

Question 16

deposito rekening

Answer 16

spaarrekening waar geld voor lange tijd wordt vastgezet

Question 17

deposito garantiestelsel

Answer 17

als een bank failliet gaat, heeft iedere rekeninghouder rechts op 100.000 euro. Bij gezamenlijke rekening 200.000

Mits dat ook op je bankrekening staat

Question 18

VIS

Answer 18

identiteitscheck

Question 19

EVA

Answer 19

Fraudepreventiesysteem

Question 20

CKI

Answer 20

Centraal Krediet Informatiesysteem

Question 21

UBO register

Answer 21

ultimate beneficial owner

wie uiteindelijk zeggenschap heeft