H10 en H11 Flashcards

(36 cards)

1
Q

wanneer kan de politie een vooronderzoek beginnen

A

als er sprake is van een strafbare feit, daarna gaan ze opzoek naar de verdachte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

twee omschrijven van het begrip verdachte

A

Een verdachte is iemand tegen wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestaat

Een verdachte is iemand die ervan wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd, en daarom wordt onderzocht of hij strafrechtelijk vervolgd moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

feiten en omstandigheden

A

er moeten concrete aanwijzingen zijn dat een persoon een strafbaar feit heeft gepleegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

redelijk vermoeden

A

Redelijk vermoeden van schuld betekent dat de politie op basis van duidelijke aanwijzingen denkt dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

schuld aan enig strafbaar feit

A

betekent dat iemand verantwoordelijk is voor een strafbaar feit, ook al was het niet expres.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onrechtmatig dwangmiddelen op verdachte

A

het gaat erom of iemand op het moment dar er dwangmiddel op hem worden toegepast al als verdachte word aangemerkt, anders mag het niet worden toegepast. gevolg is dat dit bewijs niet mag meetellen in de rechtszaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dwangmiddel op verdachte

A

is iemand eenmaal een verdachte, dan zal hij moeten toestaan dat op hem een aantal dwangmiddelen wordt toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

rechten van de verdachte

A

recht op informatie

zwijgrecht/cautie

identificatieplicht

raadsman

inzage in processtukken

onschuldpresumptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

recht op informatie

A

recht om te weten van welk feit hij wordt verdacht. staat in EVRM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zwijgrecht/cautie

A

verdachte heeft het recht om te zwijgen, voor ieder verhoor moet de verdachte op dit zwijgrecht worden verwezen, daarnaast moet de verdachte zijn verklaring in vrijheid kunnen afleggen zonder onder druk te worden gesteld. verdachte kan niet worden gevraagd om mee te werken aan eigen veroordeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

identificatieplicht

A

verdacht moet zich kunnen identificeren, (ieder persoon vanaf 14 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

raadsman

A

verdachte heeft recht om zich te laten bijstaan door een advocaat.

bij in verzekering stelling moet de politie dit melden bij de piketdienst, zodat de piketadvocaat de verdachte op het politiebureau kan bezoeken.

verdachte moet zoveel mogelijk in de gelegenheid worden gesteld om contact op te nemen met zijn advocaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vrij verkeer (raadsman)

A

raadsman heeft vrije toegang tot de verdachte, brieven en telefoontjes tussen hun mogen niet worden geopend of meegeluisterd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

inzage in processtukken

A

geven de verdachte het recht om zijn processtukken in te zien, zodat hij zich goed op de zitting kan voorbereiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onschuldpresumptie

A

een verdachte is onschuldig totdat de onafhankelijke rechter zijn schuld heeft vastgesteld. staat in EVRM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

conclusie wanneer ben je een verdachte?

A

Feiten en omstandigheden: concrete aanwijzingen dat een persoon een strafbaar feit heeft gepleegd.Er moet dus een melding bekend zijn van een strafbaar feit.

Redelijk vermoeden: ‘een gemiddeld’ mens moet het verband zien tussen de feiten, omstandigheden en de verdenking.(op basis van een signalement)

Schuld aan enig strafbaar feit: verdenking richt zich op een concreet strafbaar feit.

17
Q

Algemeen opsporingsambtenaar

A

Politie ambtenaren zijn algemeen opsporingsambtenaren: Ze zijn bevoegd om alle strafbare feiten op te sporen. ze verrichten hun taak onder de leiding van Officier van Justitie

18
Q

Buitengewoon opsporingsambtenaar

A

een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) is een ambtenaar die bevoegd is om bepaalde strafbare feiten op te sporen, meestal binnen een specifiek werkgebied.

19
Q

officier van justitie

A

Deofficier van justitievertegenwoordigt het OM. Hij geeft leiding aan de politie tijdens het opsporingsonderzoek en zorgt dat dit zorgvuldig en volgens de regels gebeurt.

20
Q

strafbeschikking OVJ

A

De officier van justitie kan voor lichte strafbare feiten zelf een straf opleggen

21
Q

seponeren

A

De officier van justitie kan ook besluiten om een zaak niet in behandeling te nemen.

22
Q

technisch sepot

A

Een technisch sepot betekent dat de officier van justitie besluit een zaak niet verder te vervolgen, omdat het juridisch niet mogelijk is om de verdachte te straffen. (bijv. te kort aan bewijs)

23
Q

beleidssepot

A

Een beleidssepot betekent dat de officier van justitie besluit om een verdachte niet te vervolgen, hoewel dat wettelijk wél zou kunnen, bijvoorbeeld door te kort aan agenten.

24
Q

taken van OVJ

A

Leidinggeven vooronderzoek

Vervolging van verdachten

Ervoor zorgen dat de straffen dat de rechter aan veroordeelden oplegt worden uitgevoerd.

25
voorwaardelijk sepot
Een voorwaardelijk sepot betekent dat het Openbaar Ministerie (OM) de strafzaak voorlopig niet doorzet, maar alleen als de verdachte zich aan bepaalde voorwaarden houdt. Bijvoorbeeld, Schade vergoeden aan het slachtoffer
26
strafbeschikking door OM
bij overtredingen bij misdrijven waar maximaal 6 jaar gevangenisstraf op staat. Het OM kan geen gevangenisstraf geven, dat blijft een taak van de rechter.
27
Voorwaarden voor strafbeschikking door OM
Een strafbeschikking is alleen mogelijk als de schuld vaststaat
28
OM-afdoening
Als het OM zelf een strafbaar feit oplegt
29
Buitengerechtelijke afdoening
Buitengerechtelijke afdoening betekent dat een geschil of zaak wordt opgelost zonder tussenkomst van een rechter, bijvoorbeeld door een schikking
30
transactie verzoek van OM
Een transactie is een vorm van buitengerechtelijke afdoening in het strafrecht waarbij het Openbaar Ministerie (OM) de verdachte een straf of maatregel aanbiedt, zoals een boete, zodat de zaak niet voor de rechter komt. Als de verdachte hiermee instemt, wordt de straf zonder rechtszaak opgelegd en is de zaak afgerond.
31
hulpofficier van justitie
Een hulpofficier van justitie is een hogere politieagent met extra opleiding en speciale bevoegdheden. Hij helpt het Openbaar Ministerie bij opsporing en vervolging van verdachten.
32
taken van hulpofficier van justitie
Hij kijkt of een aanhouding volgens de regels verloopt mag bepalen dat iemand voor onderzoek wordt vastgehouden kan ook besluiten dat iemand voor langere tijd wordt ingesloten voor verder onderzoek.
33
rechter commissaris
Een rechter-commissaris is een rechter die controleert of het politieonderzoek goed en eerlijk verloopt.
34
taken van rechter commissaris
Hij hoort getuigen geeft toestemming voor speciale onderzoeken zoals telefoontaps beslist of iemand langer vast mag blijven zitten tijdens het onderzoek.
35
positie opsporingsambtenaar
Een opsporingsambtenaar is iemand die strafbare feiten mag opsporen, zoals een politieagent. Hij verzamelt bewijzen, houdt verdachten aan en mag verhoren doen. Hij werkt onder leiding van de officier van justitie, en moet zich houden aan de regels van het strafproces.
36
Ambtseed
de opsporingsambtenaren moeten het stuk (proces-verbaal) afsluiten met de verklaring dat hij het stuk naar waarheid heeft opgesteld.