H1.1 t/m 1.5 Flashcards
Pedagogiek
Kinderleiding, opvoeding van kinderen en jeugdigen van 0 tot 18 jaar.
Opvoedkunde
Richt zich op de vaardigheden van de opvoeder.
Opvoedingsleer
Richt zich op het vergaren van de kennis over opvoeden.
Opvoedingswetenschap
Richt zich op het ontwikkelen van theorieën over een methoden met betrekking tot opvoeden.
Hulpwetenschappen
Het geheel van psychologische, sociologische, filosofische, theologische (levensbeschouwing) en andragogische wetenschappen.
Opvoeding
Alle omgang tussen ouder en kind, waarbij gericht een relatie wordt aangegaan.
Rispens, Hermanns en Meeuws 4 dimensies
Grenzen stellen, instructie geven, ondersteuning bieden en controle uitoefenen.
Ondersteuning
Het opvoedgedrag van de ouder dat liefde en zorg voor het kind uitdrukt en dat zich richt op zijn fysieke en emotionele welzijn, waardoor het zich begrepen en geaccepteerd voelt.
Affectie
Genegenheid; de manier waarop liefde zich uit Uit dit gedrag kan de ontvanger opmaken dat de ander positieve emoties voor hem/haar voelt.
Adequaat reageren
Op de juiste wijze reageren; reageren zoals nodig is.
Responsiviteit
Adequaat reageren; zowel inhoudelijk als gevoelsmatig aansluiten bij het kind.
Sensiviteit
Gevoelig zijn voor de signalen die het kind afgeeft t.a.v. zijn behoeften en gevoelens.
Beloning
Bekrachtiger voor bepaald gedrag; stimuleren van gewenst gedrag.
Straf
Bekrachtiger om ongewenst gedrag af te leren; ondersteunen van gewenst gedrag.
Consequent gedrag
De ouder moet standvastig zijn t.a.v. zijn/haar genomen beslissing.
Gedragregulatie
Zodanig reguleren dat het ongewenste gedrag wordt beperkt/afneemt.
Instructie geven
Duidelijk maken wat de bedoeling van iets is en welk gedrag wordt verwacht. Door teveel instructies zal het kind geen initiatieven durven ontplooien en houd het kind zich te veel bezig met wat de ouder zal denken, waardoor het kind niet durft te handelen.
Autoritaire controle/restrictieve controle
Het opvoedgedrag waarbij de ouder druk uitoefent op het kind om correct gedrag te vertonen. Macht en gezag staat centraal. bewegingsvrijheid en autonomie van het kind wordt beperkt door gedragsregels, geen gelijkwaardigheid en overleg tussen ouder en kind en beïnvloed de ontwikkeling van het kind negatief.
Autoritatieve controle
Gedragingen van de ouder waarbij uitleg wordt gegeven aan het kind en eisen worden gesteld aan zijn zelfstandigheid. Informatie, instructie, suggesties en aanwijzingen voor gewenst gedrag van het kind staat centraal, sterk aanmoediging en ondersteuning door de ouder om het kind zijn eigen handelen te onderzoeken en er verantwoordelijkheid voor te nemen, inductie en beïnvloed de ontwikkeling van het kind positief.
Inductie
Het gedrag van de ouder is erop gericht om het kind zover te krijgen dat het vrijwillig tegemoetkomt aan zijn wensen, onder een belangenconflict te veroorzaken
Dekovic
Autoritaire- en autoritatieve controle hebben een verschillend effect op de ontwikkeling van het kind.
Pavlov en Skinner, grondleggers van het behaviorisme
Al het gedrag is aangeleerd. Dit betekent dat gedrag ook weer kan worden afgeleerd. Gedragsverandering vind plaats d.m.v. beïnvloeding.
Grenzen stellen
Het stellen van grenzen vereist consequent gedrag. Ook moet de ouder respect tonen voor de autonomie van het kind en hem de gelegenheid beiden om zich op een eigen wijze te ontwikkelen.
Voordelen grenzen stellen
Het kind voelt zich series genomen en voelt de liefde en betrokkenheid van de ouder, wordt gevraagd om rekening te houden met anderen, leert om te gaan met de normen en waarden van anderen en de ouders, leert omgaan met maatschappelijke eisen die aan hem gesteld worden en leert verantwoorlijkheid te dragen voor zijn daden.