H3.2 t/m 3.7 Flashcards
(24 cards)
Socialisatie-instituut
Een milieu die invloed uitoefent op de socialisatie van een kind.
Pedagogisch erfgoed
Het gezin gaat ervan uit dat zijn als enigen de belangrijkste functies van het gezien moeten waarborgen, zonder bemoeienis van anderen.
Rolpatroon
Een manier waarop mensen onderling functioneren.
Emancipatieproces
Het proces van streven naar gelijke rechten en zelfstandigheid
Vitale beroepen
Beroepen die nodig zijn om een samenleving ook tijdens een crisis te laten functioneren. Zoals: politie, zorgpersoneel, brandweer etc.
Schoolplan
Visie, missie, gehanteerde onderwijsmethode, ontwikkelingsmaterialen en omgangsprotocollen van de school.
Feministische golf
Vrouwen die streden voor gelijk rechten.
Eenoudergezien
Huishouden waarbij minimaal één minderjarig kind bij één ouder woont.
Nieuwe samengestelde gezinnen/ stiefgezinnen
In dit gezin heeft één van de partners al kinderen uit een vorige relatie; de nieuwe partners gaan met elkaar samenleven en ieder neemt de eigen kinderen mee.
Pleegouderschap
Iemand die het kind van iemand anders verzorgt en opvoed.
Adoptie
Het aannemen van een kind. Het kind is dan geen familie meer van de biologische familie.
Gezinscohensie
Geeft inzicht in de verhouding tussen ouders en kinderen en broers en zussen onderling.
Harmonisch gezin
Een waar sprake is van vriendelijkheid en geborgenheid. Men kan het goed vinden met elkaar. Er ontstaat saamhorigheid en samenwerking
Loszandgezin
Ouders van dit gezinstype hanteren verwaarlozende, toegeeflijk- of permissieve opvoedingsstijl.
Kluwengezin
Ouders van dit gezinstype hanteren vaak een autoritaire opvoedingsstijl, waar sprake is van restrictieve controle. Er is haast een symbiotische relatie tussen de gezinsleden; het voornaamste opvoedingsdoel is namelijk gericht op het in stand houden van de cohesie in het gezin.
Half-open/ half-gesloten gezin
In deze gezinsvorm staat men open voor relaties met anderen die niet tot het gezin behoren. De onderlingse banden tussen gezinsleden zijn hecht en er is vaak sprake van een autoritatieve of democratische opvoedingsstijl. Er is sprake van emotionele betrokkenheid tussen de gezinsleden.
Opvoedingsstijl
De manier waarop de ouder invulling geeft aan zijn omgang met het kind, dat gekenmerkt wordt door een (on)bewuste opvatting die zij over de opvoeding heeft m.b.t. het gevoel en gezag in deze opvoedingsrelatie.
4 primaire opvoedingsstijlen
Democratisch/autoritatief, autoritair, toegeeflijk of permissief/laissez-faire en verwaarlozend
Parent-centered
De opvoeding is volledig om de ouder afgestemd; de autoritaire opvoedingsstijl wordt vooral beïnvloed door de persoonlijkheid, ideeën en gewoonten van de ouder.
Undemanding
Weinig eisen naar het kind.
Anti-autoritaire opvoeding
Als de ouder van mening is dat het voor het kind goed is om vrij gelaten te worden
Demandingness
De mate waarin de ouder eisen stelt en controle uitoefent op het kind.
Ouderlijke gezag
Zowel de plicht als het recht om hun op te voeden en te verzorgen.
Opvoedingsmacht
Als er geen realistische eisen aan een kind worden gesteld of als het kind te veel in zijn vrijheid wordt belemmerd. Het ouderlijk gezag wordt misbruikt.