H16 Flashcards

0
Q

Wanneer wordt stress een probleem?

A

Als er veel veranderingen na elkaar plaatsvinden

Als veranderingen als bedreigend voor het welzijn worden ervaren

Wanneer een persoon een gevoel van onvermogen krijgt om de dreiging aan te kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat is stress?

A

Stress is de emotionele/ lichamelijke reactie die optreedt bij (dreigende) veranderingen in het dagelijks leven en die de persoon dwingen om zich aan te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn bronnen van stress?

A
  1. Belangrijke levensveranderingen
  2. Dagelijkse irritaties
  3. De perceptie van de persoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke schaal wordt gebruikt om de invloed van life events te meten?

A

Social readajustment rating scale
Holmes en Rahe
1976

Deze meet de invloed van 43 belangrijke levensgebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke schaal is een afgeleide van

de social readjustment rating scale

en neemt ook de ervaren impact van een gebeurtenis mee?

A

De life experiences survey

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer lokt een situatie stress uit?

A

Appraisal theory
Lazarus

De directe, intuïtieve evaluatie van een situatie wat betreft de (potientiele) dreiging van het eigen welzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee reacties lokt een stressfactor uit in het lichaam?

A
  1. Een onmiddelijke alamreactie.
  2. Een aanpassing op langere termijn.

Beiden worden op gang gebracht door de hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verloopt de alarmreactie?

A

De hypothalamus scheidt noradrenaline af

Hierdoor geeft het bijniermerg noradrenaline en adrenaline
af in de bloedbaan

Dit geeft het sympatisch zenuwstelsel een impuls

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet het sympatisch zenuwstelsel bij een alarmreactie?

A

Meer glucose ter beschikking

Verhoogde alertheid

Meer bloed naar de spieren

Hartslag/ ademhaling versnelt

Vermindering van activiteit in het spijsverteringsstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom zet de hypothalamus bij een stressreactie ook een tegenreactie in?

A

Omdat het grote energieverbruik bij een actief sympathisch zenuwstelsel maar een paar uur kan worden volgehouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de tegenreactie van het lichaam bij een stressreactie?

A

De hypothalamus stimuleert de hypofyse om ACTH af te scheiden
ACTH activeert de bijnierschors die corticosteroïden afscheidt
Corticosteroïden regelen de glucosevoorraad en zorgen ervoor dat we niet teveel water en zout verliezen
Dit zorgt voor het vrijwaren van vitale functies

Zorgt voor een tijdelijke homeostase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het algemene aanpassingssyndroom?

A

General adaptation syndrome GAS
Seyle 1950
Bestaat uit drie stadia

  1. Alarmfase
  2. Weerstandfase
  3. Uitputtingsfase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de GAS alarmfase?

A

Het sympatisch zenuwstelsel wordt geactiveerd om de noodsituatie aan te kunnen

Tegelijkertijd begint de tegenshockreactie ter voorkoming van vitale tekorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de GAS weerstandfase?

A

Homeostase met een hoger niveau aan activiteit in het sympathisch zenuwstelsel en aan corticosteroïden in het bloed

Het herstel van beschadigd weefsel vertraagt en de vorming van afweerstoffen vermindert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de GAS uitputtingsfase?

A

De hormonale en neuronale processen kunnen het lichaam niet meer in balans houden

De symptomen van de alarmfase keren terug en een laatste overlevingsreactie wordt ingezet

Lethargie, in het slechtste geval gevolgd door dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Van welk syndroom vermoedt men dat GAS eraan ten grondslag ligt?

A

Het chronisch vermoeidheidssyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voor welke ziekten worden persoonen onder stress met name gevoelig?

A

Infectieziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de Yerkes en Dodson - wet?

A

Deze wet stelt dat er voor elke taak een optimaal niveau van motivatie is

Het optimale motivatie niveau ligt voor een moeilijke taak lager dan voor een makkelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke gevolgen heeft te veel stress voor de cognitie?

A

Vermindering concentratie

Moeite om goed na te denken
Hierdoor worden minder factoren bij een overweging betrokken en wordt men gevoeliger voor denkfouten

Moeite om de juiste informatie uit het geheugen op te roepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Op welke twee manieren kan een persoon stressfactoren aanpakken?

A

Toenadering

Vermijding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke vormen van toenadering zijn er om een stressfactor aan te pakken?

A

De confrontatie aangaan

Sociale steun zoeken

Probleemoplossend gedrag vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke vormen van vermijding zijn er om een stressfactor aan te pakken?

A

De gebeurtenis negeren

Het belang ervan minimaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke twee elementen zijn helpend bij het aanpakken van stress?

A

Het gevoel van controle over een situatie hebben

De voorspelbaarheid van veranderingen

23
Q

Welke perceptie van iemand maakt dat het omgaan met stress moeilijker wordt?

A

Als iemand onvoorbereid is

Als het trauma beklemtoond wordt

Pessimisme

24
Q

Welke perceptie van iemand maakt dat het omgaan met stress makkelijker wordt?

A

Bij het ontkennen van de impact van de situatie

Bij het rationaliseren van een situatie

Optimisme

25
Q

Wat is de progressieve relaxatietherapie?
Jacobson
1929

A

Dit is een therapie waarbij men eerst de spieren aanspant, ze daarna ontspant en op het verschil let

Heeft een effectgrootte van +0.5

26
Q

Hoe kan men berekenen of iemand overgewicht heeft?

A

Lichaamsmassa - index
(LM- index, body mass index)

lichaamsgewicht in kg/ Lengte in M2

27
Q

Welke drie theorieën zijn er over hoe genen het gewicht beïnvloeden?

A
  1. Genen bepalen het basaal metabolisme
  2. Zwaarlijvige mensen hebben in potentie meer vetcellen
  3. Genen hebben invloed op honger en verzadiging
28
Q

Welke vragenlijst werd ontwikkeld om het eetgedrag van mensen te meten?

A

Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag
Tatjana Strien
1986

29
Q

Op welke drie theorieën over zwaarlijvigheid is de Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag gebaseerd?

A
  1. Psychosomatische theorie
  2. Uitwendigheidstheorie
  3. Theorie over ingehouden eetgedrag
30
Q

Wat zijn eetstoornissen?

A

Deze worden gekenmerkt door een ernstige verstoring in de eetgewoonten

31
Q

Wat is hyperfagie?

A

Extreme vraatzucht

De persoon ervaart geen gevoel van verzadiging meer

32
Q

Wat is het bekendste ziektebeeld met hyperfagie als symptoom?

A

Parder-Willi-syndroom (PWS)

Kenmerkt zich door lage spierspanning, ziekelijke eetlust, lichte verstandelijke handicap, gedragsstoornissen

33
Q

Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor hart en vaatziekten?

A

Roken

Eetgedrag

Hoge bloeddruk

Stress

Persoonlijkheidsfactoren

34
Q

Hoe onderzocht men of het mogelijk was om hartziekten te voorspellen aan de hand van een persoonlijkheidsvragenlijst?

A

Door uit te gaan van:

Type A mensen: actief, agressief, hardwerkend, doordrijvend en competitief
Type B mensen: kalm, sereen, ontspannen

Deze vormen een continuüm

Niet echt evidentie voor gevonden

35
Q

Voor welk type persoonlijkheid is wel evidentie gevonden dat deze invloed heeft op hartziekten?

A

Type D persoonlijkheid
Distressed personality

Deze wordt gekenmerkt door een combinatie van negatieve gevoelens en sociale inhibitie

36
Q

Wat is HIV?

A

Human immunodificiency virus

37
Q

Wat is Aids?

A

Acquired immune deficiency syndrome

38
Q

Wat doet hiv?

A

Hiv vernietigt de witte bloedcellen CD4

Bij normaal mens: tot 1500/ mll3

Bij aids: <200/ mll3

39
Q

Wat zijn opportunistische infecties?

A

Dit zijn infecties die een normale afweer zo kan opruimen en alleen een probleem worden bij een veel te lage weerstand

40
Q

Welke twee ziektemodellen zijn er?

A

Biomedisch ziektemodel

Biopsychosociale of holistische ziektemodel

41
Q

Wat zijn de kenmerken van het biomedische ziektemodel?

A

Ziektes hebben een biologische oorzaak
Individuen hebben geen verantwoordelijkheid voor hun ziekte
Behandeling is gericht op herstel van de lichamelijke toestand
De verantwoordelijkheid voor de behandeling ligt bij de geneeskundigen
Er is trikt onderscheid tussen ziekte en gezondheid

42
Q

Wat zijn de kenmerken van het biopsychosociale/ holistische ziektemodel?

A

Ziekten ontstaan door een wisselwerking tussen biologische, psychologische en sociale factoren
Individuen hebben tot zekere hoogte invloed op het krijgen van een ziekte
Behandeling van het lichaam is niet genoeg, patiënten moeten ook hun gedrag veranderen
De verantwoordelijkheid voor de behandeling ligt bij de pantiënt en de arts
Het is goed gedragingen af of aan te raden als mensen nog gezond zijn

43
Q

Wanneer werd het eerste antibioticum ontdekt?

A

Penicilline

1928

Alexander Fleming

44
Q

Wat is gezondheidspsychologie?

A

Dit is een vorm van toegepaste psychologie waarbij psychologische theorieën en kennis aangewend worden ter bevordering van de gezondheid en het gezondheidsgedrag

45
Q

Wat is een attributie?

A

De wijze waarop mensen het gedrag van zichzelf en van anderen verklaren in termen van oorzaak en gevolg en hoe dit van invloed is op motivatie en begrijpen

46
Q

Welke vragenlijsten worden gebruikt om het effect van een biopsychosociale behandeling te meten?

A

Vragenlijsten over de levenskwaliteit

47
Q

Op welke drie punten worden vragenlijsten over de levenskwaliteit gecontroleerd?

A

Betrouwbaarheid

Validiteit

Gevoeligheid

48
Q

Wat is de betrouwbaarheid bij vragenlijsten over de levenskwaliteit?

A

Blijft het antwoordpatroon hetzelfde bij verschillende meetbeurten

49
Q

Wat is validiteit bij vragenlijsten over de levenskwaliteit?

A

In hoeverre is de score een werkelijke indicatie voor de levenskwaliteit ten gevolge van de aandoening

Moet ziektespecifiek zijn

50
Q

Wat is de gevoeligheid bij vragenlijsten over de levenskwaliteit

A

Hoe groot moet de toe of afname in levenskwaliteit zijn voordat deze tot uiting komt in de testscores

51
Q

Wat zijn prospectieve studies?

A

Hier gaat men uit van twee groepen die longitudinaal gevolgd worden over een bepaalde periode

52
Q

Wat is positieve psychologie?

A

Seligman, Csikszentmihalyi

Dit is de studie van de condities en de processen die bijdragen tot het bloeien of optimaal functioneren van mensen en groepen

53
Q

Wat is het subjectieve welzijn?

A

Deze verwijst naar een brede waaier van reacties die mensen ervaren in verband met zichzelf, hun sociale relaties en hun werk. Deze waaier omvat cognities, positief en negatief affect

54
Q

Wat is het positieve affect?

A

Het geheel aan positieve emoties en gemoedstoestanden die een persoon heeft

55
Q

Wat is het negatieve affect?

A

Dit is het geheel aan negatieve emoties en gemoedstoestanden die een persoon ervaart

56
Q

Wat hebben mensen met aangeleerd optimisme geleerd?

A
  1. een onaangename ervaring toe te schrijven aan een specifieke oorzaak vs een algemeen probleem
  2. Een probleem te wijten aan een externe oorzaak vs een interne omstandigheid
  3. Om oorzaken van leed te zien als veranderlijk en tijdelijk