H2 Flashcards

(39 cards)

1
Q

Rechtsstaat

A

Een staat waarin je als burger met grondrechten wordt beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Autoritaire staat

A

Een staat waarin één machthebber of een kleine groep mensen bepaalt wat de regels zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Democratische rechtsstaat

A

Burgers mogen meedoen aan vrije verkiezingen en bepalen zo wie de machtshebbers zijn en ze kunnen indirect meebeslissen over politieke kewsties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sociale rechtsstaat

A

Er zijn allerlei wetten en voorzieningen om de welvaart en het welzijn van de burgers the bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rechtszekerheid

A

Iedereen kan precies nagaan wat wel en niet mag volgens de wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sociaal contract

A

Tot afspraken komen om in natuurlijke vrijheid en gelijkheid te kunnen leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geweldsmonopolie

A

De staat als enige geweld mag gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het beginsel van grondrechten

A

Alle mensen zijn in vrijheid en gelijkheid geboren en moeten zo kunnen samenleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het soevereiniteits- en democratiebeginsel

A

De mensen sluiten gezamelijk een vredesakkoord, het sociaal contract

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het legaliteitsbeginsel

A

Er is een staat die het sociaal contract tussen mensen kan afdwingen, maar die strict gebonden aan de wetten die de partijen zelf hebben opgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het beginsel van de trias politica

A

De macht van de staat wordt voor de zekerheid verder begrensd door interne scheidingen van de staatsmacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verlichte dictatuur

A

De machthebber in zekere maten rekening houdt met de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Constitutionele monarchie

A

Een koninkrijk met een grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Censuskiesrecht

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nachtwakersstaat

A

Een staat die zich voornamelijk inzet voor de bewaking van de veiligheid van burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Klassieke grondrechten

A

Zijn gemaakt op basis van de vrijheid en gelijkheid van individuele burgers

17
Q

Sociale grondrechten

A

Zorgen voor werkgelegenheid, bescherming van de positie van werknemers, sociale zekerheid, volksgezondheid, sociale woningbouw en onderwijs

18
Q

Voorwaarden van een rechtsstaat

A

Er zijn grondrechten in het land
Het land is soeverein (geweldsmonopolie) en democratisch
Er is sprake van een legaliteitbeginsel
Er is sprake van een scheiding der machten

19
Q

Sociale rechtsstaat

A

Verzorgingsstaat

20
Q

(Grondrechten hebben een) Verticale werking (als)

A

Ze door burgers kunnen worden uitgeoefend tegenover de staat

21
Q

(Grondrechten hebben een) horizontale werking (als)

A

Burgers zich tegenover elkaar op hun grondrechten beroepen.

22
Q

Legaliteitsbeginsel

A

De overheid mag alleen de vrijheid van burgers inperken als de rechtmatigheid van die beperking is vastgelegd in wetten en regels die door het parlement zijn aangenomen

23
Q

Rechtszekerheid

A

Brugers weten dankzij de wet waar ze aan toe zijn
Zowel in hun relatie tot andere burgers als hun relatie met de overheid

24
Q

Het recht

A

Het geheel van in de wetten vastgelegde regels

25
Rechtsorde
Het geheel van rechtsregels en rechtsbeginselen en de manier waarop het recht is georganiseerd
26
Eisen voor wetten
- zijn algemeen - zijn openbaar en begrijpelijk - stellen geen onmogelijke eisen - de toepassing ervan mag niet met terugwerkende kracht - mogen niet onderling tegenstrijdig zijn - mogen niet te vaak veranderd worden - de toepassing moet redelijk en zorgvuldig zijn
27
Trias politica
In Nederland is de macht opgedeeld in drie
28
Wetgevende macht
Stelt de wetten op
29
Uitvoerende macht
Voert de wetten uit
30
Rechterlijke macht
Oordeelt in conflicten over de juiste toepassing van de wet
31
(Het systeem van) checks and balances
Machten controleren elkaar (checks) en werken evenwichtig samen (balances)
32
De vierde macht
Alle ambtenaren samen
33
Discretionaire bevoegdheid
De bevoegdheid om in sommige gevallen zelfstandige beslissingen te nemen over hoe een wet wordt toegepast
34
Klassenjustitie
Als een rechter zich laat leiden door vooroordelen
35
Jurisprudentie
Alle erdere uitspraken van alle rechters samen
36
Big data
37
Algoritmen
38
Predictieve policing
39
Etnische profilering