H2 deel 1 Flashcards

(17 cards)

1
Q

5 klassen gewerveld dieren

A
  • zoogdieren (levendbarend)
  • vogel (eierleggend)
  • reptiel (eierleggend)
  • amfibie (eierleggend)
  • vissen (eierleggend)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

palentoloog

A

wetenschapper die fossielen bestudeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fossiel

A

een overblijfsel of afdruk van een organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Evolutie

A

is de geleidelijke verandering van soorten in de loop van miljarden jaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fossiele overgangsvorm

A

fossiel overblijfselen of afdrukken van organismen die kenmerken vertonen van een vroeger voorouder, maar ook nieuwe kenmerken van de recentere soort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Evolutiereeks

A

reeks van fossielen waarmee we de reconstructie van de geleidelijke veranderingen van een soort in beeld brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omstandigheden voor fossilisatie

A

de fossilisatie vind plaats in een koude omgeving waarbij er geen zuurstof aanwezig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

5 onderzoekdomeinen die argumenten geven

A
  • paleontologie
  • anatomie
  • embryologie
  • biochemie
  • biogeografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Paleontologie

A

Door fossielen samen te brengen in een evolutiereeks, krijgen we de reconstructie van de geleidelijke veranderingen van een soort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Anatomie

A

door de bouw van het lichaam van tussen verschillende soorten te vergelijken, kunnen we verbanden vaststellen.
(vb: ze zijn allemaal ontstaan uit hetzelfde bouwplan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Embryologie

A

door de gelijkaardige embryonale ontwikkeling tussen de soorten te bestuderen, kunnen we hen aan elkaar koppelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2 fases Embryologie

A
  1. Embryologische fase: gelijkaardige ontwikkeling tussen organismen.
  2. Foetale fase: verschillen tussen de organisme komen tot uiting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Biochemie

A

zowel de bouwstenen als de vorm van het DNA, maar ook het omzetten van DNA naar een kenmerk verlopen bij alle soorten op dezelfde manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wrm kunnen mensen en apen geen vruchtbare nakomelingen krijgen?

A

Ze hebben verschillend paar chromosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Biogeografie

A

door de continentale drift hebben op elk werelddeel andere soorten de kans gekregen om zich te ontwikkelingen of te blijven bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verklaring verspreiding verschillende diersoorten

A

vroeger was er 1 continent pangea, maar na de continentale drift waren er verschillende continenten met verschillende diersoorten.

17
Q

Rudimentaire organen

A

zijn lichaamsdelen die in de loop van de evolutie hun oorspronkelijke functie hebben verloren of sterk hebben verminderd, maar die nog steeds aanwezig zijn in het lichaam van het organisme.