H2 fr-nl Flashcards
(90 cards)
1
Q
Le lait
A
De melk
2
Q
La baguette
A
Het stokbrood
3
Q
Le déjeuner
A
De lunch
4
Q
La charcuterie
A
De vleeswaren
5
Q
La confiture
A
De jam
6
Q
Dégoûtant
A
Vies, smerig
7
Q
L’art + ges
A
M - de kunst
8
Q
Révéler
A
Aan het licht brengen
9
Q
Considérer comme
A
Beschouwen als
10
Q
L’assiette + ges
A
V - het bord
12
Q
L’entrée +ges
A
V - het voorgerecht
13
Q
Fier de
A
Trots op
14
Q
Obligé
A
Verplicht
15
Q
La diversité
A
De verscheidenheid
16
Q
L’habitude + ges
A
V - de gewoonte
17
Q
Occuper
A
Innemen
18
Q
Apprécier
A
Waarderen
18
Q
La campagne
A
Het platteland
21
Q
Le petit déjeuner
A
Het ontbijt
22
Q
Raffoler de
A
Dol zijn op
23
Q
Ca fait (+tijd) “ding onder c”
A
Sinds
24
Q
La bouteille
A
De fles
25
Q
Le plat
A
Het gerecht, de schotel
26
Q
Pile
A
Stipt, klokslag
27
Aucun
Geen enkele
28
L'anniversaire + ges
M - de verjaardag
29
Les céréales + ges
V mv - de ontbijtgranen
30
Véritable
Echt(e)
31
Deviner
Raden
32
Le malentendu
Het misverstand
33
Le vin
De wijn
35
Le beurre
De boter
36
En comparaison avec
In vergelijking met
37
La tartine
De boterham
38
Accrocher
Ophangen
38
Chauvin
Chauvinistisch
39
Étonné
Verbaasd
40
Causer
Veroorzaken
41
Accueillant
Gastvrij
42
Dans le cadre de
In het kader van
43
Faire la cuisine
Koken
44
Contrairement à
In tegenstelling tot
45
Excellent
Geweldig
46
Croire
Denken, geloven
47
Ne ... que
Slechts
48
Curieux
Nieuwsgierig
49
Mal organisé
Chaotisch, slecht georganiseerd
50
En particulier
In het bijzonder, vooral
52
Le cri
De schreeuw
53
Bondé
Opeengepakt, heel druk
54
Insolite
Gek, raar
55
Le bol
De kom
55
Embrasser
Kussen, omhelzen
55
Planifier
Plannen
56
Le patron
De baas
57
Ce jour-là
Die dag
59
Se passer
Gaan, verlopen
60
N'avoir rien à voir avec
Niks te maken hebben met
61
Gai
Vrolijk
62
Le paysage
Het landschap
63
Inviter
Uitnodigen
64
Célébrer
Vieren
65
Le coup
De slag
66
La guerre
De oorlog
67
Serrer la main
De hand schudden
68
La tradition
De traditie
69
Débuter
Beginnen
70
Ancien
Oud
71
La piste cyclable
Het fietspad
72
Envoyer
Sturen
73
Le nouvel an
Nieuwjaar
74
Souhaiter
Wensen, willen
76
D'origine
Van oorsprong
77
Le feu d'artifice
Het vuurwerk
78
Pâques (hoofdletter!!)
Pasen (hoofdletter!!)
79
La région
De regio
80
Noël (hoofdletter!)
Kerst
81
Le proche
De naaste
82
La poêle
De koekenpan
83
Se promener
Wandelen
84
Le roi
De koning
85
L'année +ges
V - het jaar
85
La fleur
De bloem
86
Le voisin, la voisine
De buurman, de buurvrouw
87
Signifier
Betekenen
88
Surprendre
Verrassen
89
La coutume
De gewoonte, het gebruik
89
La reine
De koningin
90
Animé
Druk
90
Le voeu (o/e aan elkaar)
De wens
