H2 Kolom 2 Flashcards
(45 cards)
1
Q
Toenemen
A
Augmenter
2
Q
Honderden
A
Des centaines
3
Q
Het verkeer
A
La circulation
4
Q
Tellen
A
Compter
5
Q
Bouwen
A
Construire
6
Q
Duizenden
A
Des milliers
7
Q
Makkelijk maken
A
Faciliter
8
Q
Vertrouwen hebben in
A
Faire confiance à
9
Q
Storen
A
Gêner
10
Q
De schouder
A
L’épaule (v)
11
Q
De woning
A
L’habitation (v)
12
Q
Het flatgebouw
A
L’immeuble (m)
13
Q
De overstroming
A
L’inondation (v)
14
Q
De hoofdstad
A
La capitale
15
Q
Het hoogwater
A
La crue
16
Q
Het (kunst)beeld
A
La statue
17
Q
De handel
A
Le commerce
18
Q
De schade
A
Le dégât
19
Q
De rivier
A
Le fleuve
20
Q
Afleggen
A
Parcourir
21
Q
Onthouden
A
Retenir
22
Q
Betekenen
A
Signifier
23
Q
Gelegen onder
A
Situé sous
24
Q
Vaak
A
Souvent
25
Vervoeren
Transporter
26
Oversteken
Traverser
27
Het recht hebben op
Avoir le droit de
28
Goed opgevoed
Bien élevé
29
Bewegen
Bouger
30
Bestellen
Commander
31
Nieuwsgierig
Curieux
32
Ontdekken
Découvrir
33
Heerlijk
Délicieux
34
Onaangenaam
Désagréable
35
Worden
Devenir
36
Verleiden, versieren
Draguer
37
Proberen
essayer
38
Het buitenland
L‘étranger (m)
39
Blijk geven van
faire preuve de
40
Doen alsof
faire semblant
41
De gewoonte
L'habitude (v)
41
De plaats
l'endroit (m)
42
Het verbod
L'interdiction (v)
43
Het tweede huis
La résidence secondaire
44
De bar
le comptoir