H20 Flashcards

(64 cards)

1
Q

Wat is parodontits?

A

Ontsteking van steunweefsels van tanden en kiezen die wordt onderhouden door micro-organismen in tandplaque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 4 kenmerken van extracellulaire paropathogenen

A
  • komen voor vermenigvuldiging of ontwijken van gastheerreacties niet voor
  • hebben strategieën om afweer gastheer te ontlopen
  • antigene buitenste membraaneiwitten en produceren toxinen
  • sommige produceren proteolystische enzymen om effectormoleculen te neutraliseren of vernietigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er als bacterien aan pocketepitheel hechten?

A

Epitheelcel wordt aangezet om immuunmediatoren en defensinen af te scheiden
–> als gevolg wordt epitheel dikker en retelijsten worden gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de 3 immuunmediatoren

A

cytokinen, chemokinen en prostaglandinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het gevolg van penetrantie van paropathogenen?

A

Lokale immuunreacties komen op gang, chemoattractie van neutrofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de aangeboren beschermingsmechanismen?

A

Epitheliale celproliferatie, afstoting en gingivale creviculaire vloeistofsstroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar bevinden de dendritische cellen/langerhanscellen zich en wat doen ze?

A

tussen epitheelcellen, nemen antigeen op en migreren naar lymfeknopen (APC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar bevinden monocyten/macrofagen zich en wat doen ze?

A

in bindweefsel en brengen CD44 tot expressie, gaat binding aan met bindweefselmatrix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de 7 bestanddelen van creviculaire vloeistof?

A
plasma-eiwitten
proteolytische enzymen
proteinaseremmers
weefselafbraakproducten
enzymen uit neutrofielen
immuuncellen
bacteriele producten en enzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de CD’s?

A

celoppervlakteeiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet CD14

A

Receptor voor LPS moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doet CD14

A

Receptor voor LPS moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet CD4

A

coreceptor voor MHC-Klasse-II moleculen op APC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doet CD8

A

coreceptor voor MHC-klasse-I moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doet CD19

A

gebruikt om B-celpopulaties te onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet CD44

A

bevordert adhesie van cellen aan endotheelcellen en heeft receptorfunctie om aan bindweefselmatrix te hechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welk afweermechanisme komt na chemoatrractie van neutrofielen

A

gebruik complementfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke complementcascade speelt een grote rol bij chronische parodontitis

A

klassieke complementcascade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn fagocyten?

A

leukocyten die aspecifiek bacterien oopnemen en verteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Noem 3 kenmerken van macrofagen

A

in weefsel gerijpt
gedifferentieerd uit monocyten
lange levensduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

noem 4 kenmerken van neutrofielen

A

iedere dag in grote getalen gemaakt
levensduur 1 dag
eerstelijns cellulaire afweer
verlaten parodontale weefsels via creviculaire vloeistofstroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het probleem als je het syndroom van Chediak-Higashi of neutropenie hebt

A

geen neutrofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de receptoren voor IgG

A

FcgammaR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

welke 3 hoofdklassen van FcgammaR zijn er?

A

I, II en III

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waar vind je FcgammaRIIa
alle granulocyten, APC, bloedplaatjes, endotheelcellen en op deel van T-cellen
26
Waar vind je FcgammaIIIa en b
op beperkt aantal immuuncellen a op monocyten, macrofagen, NK-cellen en sommige T-cellen b op neutrofielen
27
Kan een fagocyt ook pathogenen fagocyteren zonder opsonisatie?
Ja, via LPS receptor (CD14) op fagocyt
28
Wat zijn lysosomale antibacteriële producten
myeloperoxidase, lysosym, lactoferrine, kationische eiwitten en proteïnasen
29
hoe doden neutrofielen gefagocyteerde bacteriën
combinatie oxidatieve en niet-oxidatieve mechanismen
30
Hoe wordt activatie van een macrofaag gestimuleerd?
door fagocyteren en door binding van LPS aan LPS-receptor en binding van antilichaam aan FcgammaR op monocyt/macrofaag
31
wat doen de immuunmediatoren die macrofagen produceren
onsteking remmen, stimuleren of T-cellen in Th1 of Th2 type sturen
32
welke cellen ontstaan uit monocyten?
macrofagen, osteoclasten en dendritische cellen
33
Wat doet het netwerk van cytokinen, chemokinen en prostaglandinen?
signalen geven om meerdere aspecten van immuunsysteem te activeren en hiermee infectie in omvang beperkt te houden
34
Op welke manieren kunnen immuunmediatoren werken?
autocrien (zelfde cel die mediator produceert, wordt er door geactiveerd) paracrien (actie van mediator is gericht op directe omgeving) endocrien ( mediator komt in circulatie terecht en activeert op afstand)
35
Welke cytokinen kan een monocyt/macrofaag uitscheiden?
IL-1, IL-6, IL-8, IL-10, IL-12 en TNF-alfa
36
wat doen cytokinen?
bloedvaten laten verwijden en vasculaire permeabiliteit verhogen en ze zorgen voor expressie van adhesiemoleculen op endotheelcellen, zodat leukocyten sneller kunnen uittreden
37
Wat is extravasie en wat gebeurt er hierna?
uittreding van leukocyten; de ontstekingscellen migreren gericht onder invloed van chemokinen IL-8, C5a en leukotrieen B4
38
wat is chemotaxis?
gerichte migratie van leukocyten naar plaats van actie o.i.v. cytokinen en bacteriële componenten
39
Wat is de werking van IL-12, IL-10 en IFN-gamma?
anti-inflammatoir
40
door welke cytokinen wordt productie van acute-faseeiwitten gestimuleerd?
IL-1, IL-6 en TNf-alfa
41
wat zijn naieve T-cellen?
circulerende T-cellen die geprogrammeerd zijn voor een bepaald antigeen, maar hier nog niet mee zijn geconfronteerd
42
welke cellen differentiëren tot Th1 of Th2 cellen?
CD4+ T-helpercellen
43
welke cytokinen sturen Th0-cellen naar Th1-type
IL-12 en IFN-gamma
44
Welke cytokinen stimuleren differentiatie richting Th2-type?
IL-4 en IL-10
45
Wat doen IL-4 en IL-10 nog meer?
remmen differentiatie van CD4 tot Th1 en stimuleren dus differentiatie tot Th2
46
wat doen Th0-cellen?
produceren zowel Th1 als Th2
47
welk type T cel heeft vooral betrekking op parodontitis?
Th2
48
wat doen Th2 cellen
produceren IL-4, IL-5 en IL-10
49
wat doen TH1 cellen
produceren IFN-gamma --> activatie macrofage n
50
welke cel is marker voor cytotoxische T-cellen
CD8
51
welke cel hoort bij MHC-II en tot welke cellen differentieert dit?
bij CD4 T cellen --> Th1
52
Welke cel hoort bij MHC-I en tot wat differentieert dit?
CD8 T-cellen en differentieert tot th2
53
Wat is homing?
migreren van T-lymfocyten vanuit circulatie naar plaats van actie
54
Wat verstaan we onder het eerste homingproces?
extravasatie van naieve T-cellen naar lymfeknopen --> worden effectorcellen
55
Wat verstaan we onder het tweede homingproces?
verplaatsing van effectorcellen naar plaats van infectie doordat T-cellen eerst L-selectie verliezen en adhesiemoleculen tot expressie brengen
56
Welke hoofdklassen immunoglobulinen zijn er?
``` IgG IgA IgM IgD IgE ```
57
welke cellen produceren antilichamen?
B-cellen
58
Hoe is een immunoglobine opgebouwd
uit 2 heavy en 2 light eiwitketens die verbonden zijn met disulfide verbindingen
59
Wat zijn natural antibodies?
Nog niet specifieke antilichamen
60
welke klassen van natural antibodies kennen we?
IgM, IgG en IgA-klassen
61
Welke antilichamen zijn verhoogd in parodontitis?
IgG1 en IgG2
62
Hoe ontstaat schade aan parodontale weefsels?
Onder invloed van sommige cytokinen en proteolytische enzymen
63
Bieden geheugencellen een rol bij parodontitis?
Nee, want de doorgemaakte ziekte biedt geen bescherming voor nieuwe infectie
64
Door wat kan de vatbaarheid voor parodontitis toenemen?
hiv, roken, medicatie, diabetes, hormonen, medicatie en door onstekingsreactie zelf