H3 Flashcards

(21 cards)

1
Q

geleiding/ conductie

A

warmte toevoegen aan een vaste stof -> deeltjes harder trillen, IKE neemt toe -> deeltjes botsen heviger tegen de andere deeltjes -> hun IKE neemt toe - overdracht IKE door kern van vaste stof

=> overdracht IKE door botsing met naburige deeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

convenctie

A

gas/vloeistof wordt verwarmd -> IKE neemt toe, deeltjes meer bewegen en ruimte innemen -> deeltjes verder uit elkaar -> massadichtheid verkleind (grootte massad onderaan kleine massad bovenaan) -> warme hoeveelheid stijgt, niet-verwarmde naburige stof dalen -> nieuwe hoeveelheid niet-verwarmde stof opgewarmd worden en stijgen -> ontstaan stroming waarbij koudere vloeistof/gas wordt opgewarmd, stijgt, weer afkoelt en dan daalt

=> overdracht IKE door verplaatsing van verwarmde materie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

straling

A

warmte die via elektromagnetische golven doorgegeven wordt

=>overdracht van inwendige energie zonder tussenkomst van materie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

soorten ladingen

A

door wrijving ontstaat er warmte -> elektronen op schilstructuur gaan harder trillen -> trilbeweging sterk genoeg = e schil buitenste schil overspringen -> aantal elektronen veranderd -> atoom krijgt een niet neutrale lading

iets wordt + na wrijving -> staat e- af na wrijving
iets wordt - na wrijving -> neemt e- op na wrijving

besluit:
als atomen in een voorwerp meer e- dan p+ hebben is het voorwerp positief geladen.

als atomen in een voorwerp meer p+ dan e- hebben is het voorwerp negatief geladen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fische elektrische lading

A

grootheid: elektrische lading
symbool: Q

si-eenheid: coulomb
symbool c//

definitie: elektrisch lading is een maat voor de manier waarop een deeltje wordt beïnvloed door elektrische en magnetische velden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

besluit soorten ladingen

A

twee gelijksoortige ladingen stoten elkaar af.
Twee ongelijksoortige ladingen trekken elkaar aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

elektroscoop

A

-aanwezigheid elektrische ladingen aantonen
-2 staven met dezelfde lading, hoe groter lading, hoe verder ze uit elkaar gaan

2 nadelen
-geen schaalverdeling aanwezig
-niet mogelijk te zien welk type lading er aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geleider

A

-e- op de buitenste schil zijn zwak gebonden aan de kern waardoor ze makkelijk kunnen loslaten
-metalen en atomen vormen een metaalrooster waardoor ze zich makkelijk kunnen verplaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

isolatoren

A

-alle e- aan de kern gebonden
-als ze op een bepaalde plaats worden toegevoegd, binden ze zich daaraan de atomen, zodat ze niet meer verder kunnen bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

besluit over isolatoren en geleiders

A

geleider is een stof die wel e- doorlaat

isolator is een stof die geen extra e- doorlaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

elektrische isolatie

A

materiaal waardoor de lading niet kan bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

fische elektrische veldkracht

A

grootheid: elektrische veldkracht
symbool: Felek

si-eenheid: Newton
symbool: N

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

potentiële gravitationele energie

A

hoe dichter het voorwerp bij de aarde, hoe kleiner de pot energie van de massa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

elektrische ptentiële energie

A

hoe dichter de postieve lading bij het vlakke negatief geladen voorwerp is, hoe kleiner de pot energie van de lading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

spanningsbron werking voorbeeld

A

het water stroomt van het vat met het meeste water naar het vat met het minste water, tot het hoogteverschil is weggewerkt, vanaf dan stopt het water met stromen. De pomp die de waterstroming in standhoud is de spanningsbron -> zorgt ervoor dat ladingsverschil tussen de plus en minpool blijft bestaan door e over te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

spanning

A

e- stromen van het gebied met veel e- naar het gebied met weinig e-, spanningsbron voedt de verbruikers met bewegende e-

= verschil in elektrische druk tussen 2 polen
-e- hebben de mogelijkheid om te stromen, zo zouden op het einde links en rechts gelijk worden
-spanningsbron zorgt dat de evenwichtige verdeling er niet komt door ladingsverschil in stand te houden

17
Q

fische spanning

A

grootheid: spanning
symbool: U

si-eenheid: volt
symbool: v

defenitie: elektrische spanning is een maat voor het verschil en elektrische pot enrgieper eenheid van lading tussen 2 punten

18
Q

soorten spanning

A

gelijkspanning: er is een polariteit + en - die niet wisselen, plus en minpool blijven aan dezelfde kant

wisselspanning: wisselt polariteit + en - aan een vast ritme

19
Q

fische stroomsterkte

A

grootheid stroomsterkte
symbool: I

si-eenheid: ampère
symbool: A

definitie: stroomsterkte is een maat voor de hoeveelheid elektrische lading die per tijdseenheid door een geleider stroomt

20
Q

werkelijke stroomzin

A

————->
bewegingszin van de elektronen van de - pool naar de + pool

21
Q

conventionele stroomzin

A

___________>
bewegingszin van de elektronen van de + naar de - kant