H4 Flashcards

(14 cards)

1
Q

Wat zijn de drie aggregatietoestanden?

A

Vast, vloeibaar, gas

Deze toestanden zijn gebaseerd op de afstand en bewegingsvrijheid van de deeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er met de moleculen in de vaste fase?

A

Moleculen trillen, afstand tussen is klein, niet samendrukbaar

In deze fase zijn de deeltjes dicht bij elkaar en bewegen ze nauwelijks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er met de moleculen in de vloeibare fase?

A

Moleculen rollen, afstand tussen is klein, niet samendrukbaar

De deeltjes hebben meer bewegingsvrijheid dan in de vaste fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er met de moleculen in de gasfase?

A

Moleculen vliegen, afstand tussen is groot, samendrukbaar

In deze fase bewegen de deeltjes vrij en ver van elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is temperatuur?

A

Gemiddelde snelheid van de deeltjes in een stof

Temperatuur wordt bepaald met water als ijkingspunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is inwendige kinetische energie (IKE)?

A

Snelheid of beweging van een deeltje

Hoge IKE betekent grote snelheid, lage IKE betekent tragere snelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er als een stof opwarmt?

A

De deeltjes bewegen heviger, grotere snelheid, IKE neemt toe

Dit leidt tot uitzetting van de stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is inwendige potentiële energie (IPE)?

A

Drukt uit hoe vrij een deeltje zich kan bewegen

De bewegingsvrijheid is afhankelijk van de cohesiekracht tussen de deeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de relatie tussen IPE en cohesie?

A

Hoe groter de IPE, hoe vrijer de deeltjes zich bewegen, hoe kleiner de cohesie

Dit verschil in IPE veroorzaakt de verschillende aggregatietoestanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het absoluut nulpunt in graden Celsius?

A

-273,15°C

Op dit punt zijn de deeltjes bewegingloos, wat correspondeert met 0K.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is warmte?

A

Energie-uitwisseling tussen lichamen door temperatuurverschil

Warmte is subjectief en kan niet exact gemeten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de rol van James Joule in de warmtetheorie?

A

Hij definieerde warmte als energie-uitwisseling tussen systemen

Dit gebeurt alleen van een systeem met hoge temperatuur naar een systeem met lage temperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er wanneer twee systemen met verschillende temperaturen in contact komen?

A

Temperatuurdaling in het hoge temperatuur systeem, temperatuurstijging in het lage temperatuur systeem

Dit proces gaat door tot er thermisch evenwicht is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vul de lege plaats in: De temperatuur van een stof kan _______ bepaald worden.

A

exact

Het is een objectieve grootheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly