H3 Flashcards

(51 cards)

1
Q

Neuronen buiten CZS

A

Clusters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Neuronen in het centrale ZS

A

Nuclei of kernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Samtatorische beweging

A

Sprongsgewijze verplaatsing AP in gemyeliniseerde axonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Neurotransmittor bij neuro musculaire synaps

A

Acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Neuro-neurale synaps

A

Individuele neuronen krijgen input van vele verschillende axonen -> EPSP IPSP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

EPSP

A

Brengt MP dichter bij de drempelwaarde voor een AP

De amplitude van de EPSP neemt af naarmate deze van de synaps weg beweegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

IPSP

A

Brengt doelcel verder van de drempelwaarde van AP

Door instoom Cl- en uitstroom K+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar hebben synapsen meeste invloed?

A

Thv de axonheuvel, hier is de dichtheid van Na+ kanalen het grootste. Ook ligt de drempelwaarde voor AP hier veel lager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Temporale summatie

A

Gebeurt wanneer er 2 EPSP kort na elkaar aankomen bij dezelfde synaps. Ze worden hierdoor bij elkaar opgeteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Spatiale summatie

A

Wanneer EPSP en IPSP, die gelijktijdig aanwezig zijn, opgeteld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Indeling neurotransmittors ahv MG

A
  1. Kleine moleculen: AZ, acetylcholine (worden gemaakt aan zenuwuiteinde en zijn belangrijkste in CZS)
  2. Grote moleculen: endorphines,…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Neuropeptiden

A

Er zijn veel verschillende soorten en ze worden aangemaakt in het cellichaam en getransporteerd tot axoneinde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

AZ

A

Glutamaat en GABA

Excitatorisch en inhibitorisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Biogene amines

A

Bv histamine of serotonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ATP

A

Zit bij alle neurotransmittors en wordt mee uitgespuwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ionotrope receptoren

A

Receptor is integraal deel van ionenkanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Metabotrope receptoren

A

G-proteine als second messenger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Neuromodulatie

A

Second messenger systemen van neurotransmittors die andere intracellulaire functies beoefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Veneuze sinussen hersenen

A

Op plek waar dura mater splitst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Spinale zenuwen, opsplitsing

A

Dit gebeurt op 2 niveaus:
Het gebeurt vlak voor we het ruggemerg ingaan; dorsale en ventrale tak richting dorsale en ventrale hoorn
Het gebeurt ook net buiten de wervellichamen waar je ook een dorsale en ventrale tak hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Strekreflex

A

Wanneer bv de normale lichaamshouding verandert gaan de contra-laterale spieren contraheren om de oorspronkelijke positie te herstellen

22
Q

Spierspoel

A

Intrafusale spiertjes

23
Q

Monosynaptische reflex

A

Zonder interneuronen

24
Q

Terugtrekreflex

A

Door een pijnervaring of een situatie die gekend is en door he meerproces willen we het vermijden
Typische reflexboog

25
Bewegingsreflexen
Wandelen en dergelijke zijn reflexen, je moet er niet over nadenken
26
Tegmentum
Deel mesencephalon dat onder aquaduct zit | Hier zit substantia nigra, controle over skeletspieren
27
Nervus vagus
Nr 10 | Meest verspreidde craniale zenuw
28
Vestibulo- oculaire reflex
Stabiliseert bepaald beeld op de retina bij snelle hoofd of oogbewegingen
29
Lichaamshoudingreflexen
Oprichtingsreflex Tonische nek reflex Vestibulaire reflex
30
Vestibulaire reflex
Temaken met het evenwicht | Strekken of plooien van ledematen om evenwicht te behouden zonder de nek van positie te veranderen
31
Tonische nekreflex
Geactiveerd door spierspoelen id nek | Door de verandering van de positie van het hoofd gaan voor en achter benen zich reflexmatig aanpassen
32
Oprichtingsreflex
Herstel van normale positie na struikelen of vallen
33
Cerebellum
Controleert of geplande acties al dan niet uitgevoerd zijn en of ze correct uitgevoerd zijn En minimaliseert het verschil tussen beide
34
Correctie van cerebellum
Correctie signalen doorgegeven naar hypothalamus en zo naar de hersenen en ventrale hoorn
35
Thalamus
Is een relais-station | Alle sensorische banen gaan hierdoor voor ze naar de cerebrale cortex gaan
36
Hypothalamus
Link tss zenuwstelsel en endocrien stelsel | Hoofdregelcentrum autonoom zenuwstelsel
37
Zelfbewustzijn
Is sensorische input relateren aan opgeslagen informatie, dit analyseren en het gedrag eraan aanpassen
38
Analytisch denken is gekoppeld aan
Enorme groei neocortex | Deze ontvangt alle sensorische info
39
Corpus callosum
Neuronale connecties tussen cerebrale hemisferen
40
Perceptie
Bewuste ervaring van sensorische input
41
Voorbereiding bewegingen
Associatie cortex + basale ganglia
42
Limbisch systeem
Emoties | Gelegen bij corpus callosum en hypothalamus (deze is ook coördinator van autonoom zenuwstelsel)
43
Gewoonwording
Reacties op bepaalde stimuli worden onderdrukt
44
Sensitisatie
Reactie op stimulus die wordt versterkt
45
Leerproces
Klassieke en operante conditionering
46
Klassieke conditionering
Je hebt een ongeconditioneerde stimulus die gekoppeld wordt aan een andere stimulus
47
Werkgeheugen
Bevat info nodig om beslissingen te nemen, zowel uit kort als lang
48
Functie autonoom zenuwstelsel wordt uitgevoerd door
Negatieve feedback
49
Sympatische zenuwvezels naar zweetklieren gebruiken
Acetylcholine
50
Adrenaline receptoren
Metabotropisch | Alfa en beta adrenerge receptoren
51
Bloedvaten staan onder invloed van welk autonoom systeem?
Sympaticus