H4 Flashcards

(65 cards)

1
Q

Verschillende soorten sensorische cellen

A
Mechanoreceptoren
Chemoreceptoren
Photoreceptoren 
Thermoreceptoren
Electroreceptoren
Magnetoreceptoren
Pijnreceptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sensorische receptor

A

Chemische structuur
Eiwitmoleculen die direct gestimuleerd worden door stimuli
Zitten in receptor membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Receptor potentiaal RP

A

Verandering in MP van een sensorische cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sensoren geven info over

A
De directe omgeving (zien, horen, ruiken, proeven en tasten)
Inwendige omgeving (behoudt homeostase)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ontstaat RP bij mechanoreceptoren

A
Ze bevatten strekgevoelige ionenkanalen
Ook osmoreceptoren (bv door zwelling van de cel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontstaat RP bij chemoreceptoren

A

Ligand gebonden ionenkanaal

Second messenger systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe ontstaat RP bij photoreceptoren

A

Second messenger

Ionenkanalen zijn OPEN in het donker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Receptief veld

A

Deel van het lichaam dat instaat voor de zenuwimpulsfrequentie van 1 sensorische zenuwvezel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe reageren de zintuigen op een stimulatie die gelijk blijft

A

Er treedt adaptie op
WIJZIGINGEN in stimuli worden veel makkelijker waargenomen dan een gelijke stimulus
Zo kan CZS zich enkel focussen op significante verschillen in sensorische stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Andere naam voor sensorische cel

A

Receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sensorische perceptie

A

Zenuwimpulsen van gelijkaardige zintuigen zijn zo goed als hetzelfde, de perceptie verschilt in functie van het corresponderende hersendeel waar de perceptie gerealiseerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Somatische sensaties

A

Info verbonden met de huid en de skeletspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Viscerale sensaties

A

Info vanuit inwendige organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Proprioceptie

A

Info over beweging en positie van lichaamsdelen zonder visuele info nodig te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Acute pijn

A

Is korte of tijdelijke pijn

Alarmtechniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Chronische pijn

A

Langdurende pijn
Weinig correlatie pijnintensiteit en schade
Niet echt correcte waarschuwer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Nociceptieve pijn

A

Veroorzaakt door schadelijke stimuli

  • somatische pijn (huid, spieren, BW)
  • viscerale pijn (organen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Neurogene pijn

A

AP afkomstig van andere delen van de zenuwbanen dan de vrije zenuwuiteinden
-afklemming zenuw
-afgebroken zenuw
Fantoompijn!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Prikkelgeleiding pijn

A

Afferente pijnvezels (ongemyeliniseerd) met cellichamen in spinale ganglia van de dorsale hoorn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Beinvloeden van pijnprikkels

A

Excitatorische synaps van sensorische vezel op interneuron (gate cells) ook excitatorische sypaps van neurons vh lymbisch systeem op gate cells => inhibitie pijn vezel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Inhiberende transmittor uit gate cells

A

Enkephaline (opioid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Adaptie pijnvezels

A

ADAPTEREN NIET

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hyperalgesie

A

Overgevoelig aan pijn bv door ontsteking van weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Analgesie

A

Pijnbestrijding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Vomeronasaal orgaan | Orgaan van jacobsen
Niet bij mens Rol in seksueel gedrag Reukstoffen moeten opgelost zijn in vocht Bevat microvilli ipv cillia
26
Warmte-uitwisselaar
Voorste deel van de turbinate bones is bedekt met een doorbloedt muceus membraan => warmt lucht op
27
Olfactorische cellen (uitleg)
Zijn primaire sensorische cellen met een dendriet die uit het opp steekt Synapteren met mitraliscellen buiten os etmoidale Enige neuraal weefsel dat vervangen kan worden (levensduur is ong 2 maanden)
28
Olfactorische receptoren
Werken met G-proteinen
29
Functie smaak
Intoxicatie preventie
30
Organisatie smaakcellen
In smaakknoppen | Zijn secundaire sensorische cellen en worden om de 10dagen vervangen
31
Smaakreceptor stimulatie
Ofwel met G-proteinen | Ofwel direct verbonden met ionenkanaal
32
Oorsmeer (synoniem)
Cerumen
33
Buis van eustachius
Opent tijdens slikken of geeuwen | Zal op een trage manier de veranderingen van de atmosferische druk volgen (preventie scheuren trommelvlies)
34
Extra beveiliging tegen plotse luide geluiden
2 spiertjes op hamer en stijgbeugel, zijn normaal ontspannen, bij plots luid geluid contraheren ze en gaat de energietransfer dalen
35
Cochlea
``` Scala vestibuli (start bij ovale venster) Scala media Scala tympani (eindigt bij rond venster) ```
36
Vocht in de cochlea
In u bovenste en onderste kanaal heb je perilymfe | In je midden kanaal heb je endolymfe waar een zeer hoge [K+] aanwezig is
37
Stria vascularis
Pompt K+ in de endolymfe
38
Membraan van Reisner
Heeft begrenzende functie in scala media
39
Basilair membraan
Scheidt scala media van scala tympanica Is fibreus en flexibel => zal bewegen door geluidsdruk en zorgt voor beweging van de sensorische cellen tegen de membrana tectoria
40
Sensorische cellen van de cochlea
Zijn haarcellen | Zijn secundaire sensorische cellen
41
Uitzondering bij het oor qua zenuwvezel synapsen
Elke sensorische cel synapteert met 1 zenuwvezel Maar elke zenuwvezel synapteert maar met 1 sensorische cel!!! Er is een 1/1 verhouding
42
Haarcellen van de semi-circulaire kanalen
Zijn verbonden met een gelatineuze structuur, namelijk de cupula die de haarcellen gaat bewegen. De haarcellen zitten in de ampulla
43
Haarcellen van de otolietorganen
Zijn verbonden met een zware gelatineuze structuur gevuld met CaCO3 kristallen
44
Lag-inertie
Vertraagde stroom van endolymfe die de cupula zal bewegen wanneer het hoofd beweegt
45
Buitenlaag oog
Sclera met aan voorzijde de doorzichtige cornea
46
Membrana nictitans
Is het derde ooglid | Gaat gepaard met retractorspier
47
Middelste laag oog
Choroidea Bloedvoorziening Kan tapetum lucidum hebben dat lich terug in oog reflecteerd Voorste deel is de iris
48
Voorste oogkamer vocht (productie)
Door filtratie in de wand vh cilliair lichaam en wordt gedraineerd door het kanaal van Schlemm
49
Binneste laag oog
Retina Bevat de sensorische cellen Buitenste laag retina bevat melanine
50
Accomodatie
Het aanpassen van het refractair vermogen van de lens om scherp te zien op alle afstanden
51
Sensorische cellen oog
Secundaire sensorische cellen | Staafjes en kegeltjes
52
Opbouw van retina in lagen
``` Binnenste laag (waar licht eerst op valt) is de ganglionaire laag (axonen hiervan vormen n opticus) Buitenste laag zijn de kegeltjes en staafjes ```
53
Verbinding tussen ganglion cellen en kegeltjes en staafjes
Via de bipolaire cellen (synapteren met meerdere ganglionaire cellen)
54
Interneuronen die ganglionaire cellen verbinden
Amacriene cellen
55
Interneuronen die sensorische cellen verbindt
Horizontale neuronen
56
Area centralis
Is de plek rond de optische as waar de grootste dichtheid is aan sensorische cellen
57
Fovea centralis
Ligt in area centralis en bevat enkel kegeltjes (bij de mens) Hier zijn de neuronen opzij getrokken zodat het licht rechtstreeks op de sensoren valt en niet doorheen een axonen laag moet
58
Opbouw sensorische cellen oog
``` Bestaan uit buitenste (bevat lichtgevoelige receptormoleculen id membraandisks) en binnenste (maakt synaps met bipolaire cel) segment verbonden door tussenstuk ```
59
Rhodopsine
Is he fotopigment van de staafjes
60
Samenstelling fotopigment
``` Opsine = eiwit (is verschillend voor elk fotopigment) Retinal = in de cel geproduceerd, alle fotopigmenten bevatten retinal ```
61
Dichromatisch | Trichromatisch
Aantal verschillende soorten kegeltjes
62
Wat is william
Een fagget
63
Binoculair zicht
Overlappende gezichtsvelden
64
Optokinetische reflex
Stabiliseert beelden op de retina gedurende trage bewegingen van het hoofd
65
Simple cells
Cellen uit de visuele cortex die receptieve velden al 1 geheel zien