H3 Diabetes mellitus Flashcards

(64 cards)

1
Q

Wat kan er aan de hoeveelheid C-peptide in de urine afgeleid worden?

A

Het C-peptide (dat overblijft na vorming van insuline) wordt uitgescheiden via de nier. Het is een indicator van de hoeveelheid insuline die nog door de eigen B-cellen wordt gemaakt (endogene productie). Er wordt evenveel molair C-peptide als insuline gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke baan volgt insuline doorheen het lichaam?

A

Insuline wordt geproduceerd door de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier. Dit komt rechtstreeks in het bloed terecht en passeert de lever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bespreek het verloop van insulineconcentratie doorheen het lichaam

A

Na afgifte van het insuline aan het bloed wordt 50% geïnactiveerd in de lever
De insulineconcentratie in de vena porta is aanzienlijk hoger dan in de periferen circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cellen die insuline-receptoren (grote eiwitmoleculen die op een specifieke manier doorheen het membraan steken) bevatten

A

Door binding van insuline extracellulair wordt een signaal doorgegeven naar intracellulair

?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De rechtstreekse anabole effecten van insuline

! betroken cellen & processen

A

p44

Algemeen: opbouw van functionerende eiwitten & bevorderen aanleg energievoorraden

  • Levercel
    1) vormen van glycogeen/remmen van glycogeenafbraak
    2) vormen van triglyceriden uit glucose
    3) remmen van gluconeagenese uit aminozuren
  • Spiercel
    1) vormen van glycogeen/ remmen glycogeenafbraak
  • Vetcel
    1) vormen van actief glycerol uit glycose
    2) aanbrengen van lipoproteïnelipase aan het binnenoppervlak van de vetweefselcapillairen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ketogenese

A

De afbraak van lichaamssuikers kan niet meer voldoende energie leveren aan het lichaam.
Oorzaak: te weinig koolhydraten in het bloed. te lage glycogeenvoorraad in de lever
Gevolg: Vetverbranding: verbruik van vetzuren en ketonen. Vorming van glucose

= bij sterke gluconeogenese kunnen de vetzuren in de lever niet volledig worden verbrand en ontstaan ketonlichamen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een verhoogde ketogenese bij onbehandelde diabetespatiënten

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 belangrijkste vormen van diabetes

-welke type komt het meest voor?
-Welk type is het meest erfelijk
-welk type wordt het snelst ontdekt, hoe kan dit?

A

type 1: meest erfelijk
type 2: stijgend, meest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Minder vaak voorkomende types van diabetes? (& omschrijven)

A

Zwangerschapsdiabetes
MODY
LADA
MIDD

Genetische veranderingen
endocriene pancreasaandoeningen
exocriene pancreasaandoeningen
overproductie van insuline-antagonischtische hormonen
Geneesmiddelengebruik
Erfelijke syndromen (comorbiditeit
Zeldzame aandoeningen (afwijkingen aan de insulinereceptoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

OGTT

A

orale glucosetolerantietest: verminderde glucosetolerantie test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Criteria voor diabetes mellitus in het capillair bloed

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Andere oorzaken van glucoserie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschil tss type 1 & 2 ifv periode tussen diagnoses & complicaties

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verschil type 1 & 2 ifv achterliggend effect van te hoge bloedglucosewaarden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschillende groepen van chronische laattijdige complicaties

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ontstaan van chronische, laattijdige complicaties

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Insuline-resistentie syndroom

& de relatie met dyslipidemie & diabetes

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dyslipidemie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

micro-albuminerie

Uitleg + oorzaak

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke factoren zorgen voor een abnormaal bloedlipidenpatroon

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

polyolroute van glucose

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

problemen bij de polyolroute van glucose

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

micro-angiopathie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

macro-angiopathie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
non-enzymatische glycosylering van eiwitten Hoe aantonen & meten?
16
Verschillen wel & gn behandeling ifv acute complicaties
16
Acute complicaties bij een onbehandelde type 1
17
Acute complicaties bij een mislopende behandeling type 1
18
keto-acidose
18
Verklaar: keto-acidose: versterkte ademhaling / kussmaulademen
19
Verklaar: keto-acidose: uidroging
20
Verklaar: keto-acidose: dorst
21
Opvallende verschijnselen keto-acidose
21
4 onderzoeken die jaarlijks uitgevoerd worden bij diabetes patiënten + achterliggende reden
21
hypoglemische ontregeling +verschijnselen
21
adrenerge verschijnselen
22
neuroglycopenische verschijnselen
23
de eerste waarschuwingsverschijnselen bij een hypoglycemie
24
waarom komt hypglycemie vaker voor bij een scherpe instelling
24
glucose-contraregulatie
25
4 hormonen van de contraregulatie benoemen
26
Traag werkende hormonen (gluco-contraregulatie)
26
Snel werkende hormonen (gluco-contraregulatie)
27
Waarom zal de contraregulatie bij type 1 gebrekkig verlopen na tijd?
27
Waarom zal de contraregulatie bij type 1 gebrekkig verlopen na tijd? Wat verandert er
28
Waarom zal de contraregulatie bij type 1 gebrekkig verlopen na tijd? Gevolgen
28
Waarom zal de contraregulatie bij type 1 gebrekkig verlopen na tijd? Hoe zal de behandeling aangepast worden
29
3 algemene oorzaken die leiden tot hypoglycemie
29
3 praktische omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor een hypoglycemie bij behandeling
30
2 kenmerken van een beginnen hypoglycemie
31
Maatregelen bij een opkomende hypoglycemie
32
Somoyogi effect Verschillende oorzaken
33
Dawn fenomeen Verschillende oorzaken
34
Maatregelen ter preventie van hyperglycemie
35
wanneer moet het bloedglucosepeil gemeten worden?
36
Welke 2 meetmethoden/bepalingen zijn geschikt om inzicht te geven op de gemiddelde bloedglucose-concentratie over een langere periode + het praktische verschil
37
richtcriteria HbA1c volwassenen
38
richtcriteria HbA1c kinderen
39
Verschillende toedieningsvormen
40
Verschillende soorten insuline
41
Verschillende soorten medicatie (bloedglucoseverlagend) + werking
42
MODY
Maturity-Onset Diabetes of the Young relatief frequente en bijzondere vorm van diabetes type 2 op jonge leeftijd. autosomaal dominanat
43
LADA
latent auto-immune diabetes of adults traag evoluerende vorm van type 1. insuline producerende cellen worden vernietigd.
44