H3 : Farmacokinetische Fase Flashcards
(40 cards)
Welke 3 soorten toedieningen zijn er en wat zijn ze afhankelijk van?
Afhankelijk van aandioening, patient en aard geneesmiddel:
- enterale toediening = inname via mucosa maagdarmkanaal naar doelorgaan
- parenterale toediening = ‘invasieve’
- topische toediening = direct op plaats van inwerking
Welke soorten enterale toedieningswijzes ( geef synoniemen en afkortingen) bestaan er? Geef daarnaast ook evt pro en cons en kenmerken
° oraal (peroraal / Per os/ P.O.) =
+ voorkeur
+ snellere opname nuchtere maag
- mogelijk ongewenste effecten
° sublinguaal (Oromucosaal / S.L.) =
+ snelle werking
+ opname door slijmvlies naar bloed
° buccaal (Bucc.) =
+ smelt in wangzak/tong ( geen water nodig)
+ valt uiteen in mond
° rectaal (Rec.) =
+ inbrengen in endeldarm/rectum
+ bijna geen first pass effect en alt voor braken/bewustloos, meds afbreekbaar door enzymes en zuur pH maag
- defaecatiereflex, onvolledig onzekere opname door kleine opp rectum
Welke soorten parenterale toedieningen zijn er?
- Via injectie =
+ meds zeker in bloed
+ soorten: SC, IM, IV (bolus, intermittent, continue infusie) , intra-articulair ( in gewricht) , intra-cardiaal, intralumaal ( in ruggenmergkanaal), epiduraal /epidur ( in ruimte bij ruggenmerg)
- andere =
+ transdermale ( pro geen first pass, con enkel lipofiele absorberen en lokale irritatie)
+ inhalatie
+ transmucosaal ( diffusie door slijmvlies)
Welke soorten topische toedieningen zijn er ? Wat zijn pro’s en cons van pulmonale en nasale F
- Cutane = behandeling van huidopp ( huid kinderen beter doorlaatbaar dus ook gevoeliger)
- inhalatie /nasale = inademing via luchtpijp ( tracheaal) ( F komt in bronchien) / neusholte ( nasaal) ( lokaal pulmonaal of nasaal) / mond ( droge poeder inhalatoren en vernevelaars)
—> pulmonale farmaca: pro dosis laag door snelle werking waardoor weinig ongemakken + con goede inhalatietechniek nodig ( absorptiesnelheid afh grootte partikels)
—> nasale farmaca: spray beter dan druppels want klein slijmvliesopp (absorptiesnelheid afh dikte slijmvlies) con houdbaarheid en longtermuse verminderd trilhaarfunctie
- Oculair = druppels /zalf (opname vergroot door sluiten oog voor 1min ( 80/90% resorptie via slijmvlies traanwegen (nooit met zachte lenzen)
- via oor = spoeling/druppels/spray
- Vaginaal = crèmes/tabletten
Wat is Cmax / Tmax / MEC / MTC / Therapeutische venster of breedte / AUC en teken op een grafiek
Cmax = max conc bereikt
Tmax = tijdsptip max conc bereikt
MEC = Minimale effectieve concentratie of therapeutische drempel (nodig om effect op aandoening te verkrijgen)
MTC = Minimale toxische conc ( boven bepaalde conc ongewenste effecten
Therapeutisch venster/breedte m MTC - MEC = bruikbaar gebied
AUC = Area under curve = maat voor hoeveel meds die in lichaam zijn gepasseerd ( belangrijk voor berekening van biologische beschikbaarheid te vergelijken van verschillende producten ( = bioequivalentie)
Wat is TDM?
Therapeutisch Drug Monitoring = routinematig bepalen van plasmaconc zodat effectiviteit en toxiciteit bepaald kan worden
Wat is de Biologische beschikbaarheid ( bio-availability)? Geef ook voorbeelden van verschillende toedieningswijzen en hun BB en welke factoren ze afhankelijk van zijn
Uitdrukking hoe snel en in welke mate ( fractie van de dosis) het de systematische circulatie bereikt ( is ook afhankelijk van de toedieningswijze:
+ het bepalen van bioequivalentie is wanneer Cmax en AUC niet meer dan 5% verschillen van referentieproduct
Vb:
IV -> BB = 100%
IM/SC -> eerst vanuit weefsel vocht naar bloedbaan waar vetachtige celmembranen moeten gepasseerd worden ( is slecht doorbloed dus SC trager)
Oraal : BB = 0%-100% afh van oplossen / onvolleidge absorptie door maagdarmwand / chemische instabiliteit in maag/darm / enzymatische afbraak van product in darm/lever
Wat is de plasma- halfwaarde tijd? T 1/2 teken op grafiek!
= tijd nodig voor bepaalde conc gehalveerd is of een parameter die indicatie aangeeft over duur van eliminatie proces
Een constante onafh van dosis met vuistregel 5 x T1/2 eliminatie volledig
Wat gebeurt in Fig 1 (P12 samenvatting)
Toont dosis en ( = doseringsinterval) waar lichaam instaat is telkens hoeveelheid meds volledig te verwerken voor volgende dosis (soms moet dit vermeden worden vb bij AB want kan resistentie ontwikkelen) maw onder MEC
Wat is cumulatie?
De hoeveelheid meds in het lichaam stijgt met tijd en toediening nieuwe dosissen waardoor te hoge of frequente dosis kan leiden tot toxiciteit maw boven MTC
Wat is Steady state conc ( CSS) / plateau / evenwichtsconc?
Wanner evenveel wordt uitgescheiden als toegediend. Om dit te bereiken wordt oplaaddosis gegeven tot juiste conc wordt bereikt en dan over te stappen tot onderhoudsdosis
Algemeen regel = CSS = 4/5 x T1/2
Wat is een transportmechanisme en welke zijn er?
= farmacon passeert door membranen van toedieningsplaats naar bloedbaan naar plaats van werking
- paracellulair
- transcellulair (Passief transport/diffusie/niet-ionische diffusie + carriergemedieerd transport + gefaciliteerde diffusie)
- efflux door P- glycoproteine
Wat is paracellulair transport
- transport tussen cellen ( meestal passief)
- welke?
° Hydrofiele ( want poriën gevuld met extracellulair vocht)
° mol met moleculair gewicht (MG) 20.000-30.000 dalton
° ongeladen mol passeren makkelijker dan geladen - permeabiliteit afh van orgaan ( BHB imperm / nier door glomulaire filtratie grote perm / huid imperm door hoornlaag als muur en lipofiel)
- eerste 5 dagen BV grotere intercellulaire ruimte tussen lactocyten en melkproducerende cellen
Leg de diffusiewet van fick uit
Diffusiewet van Fick:
De flux = Dm/dt = D X P X (O/d) X (C1-C2)
• De flux = het aantal moleculen getransporteerde stof per tijdseenheid, de
diffusiesnelheid
• Dm/dt = diffusie (het aantal moleculen getransporteerd) per tijdseenheid
• D = diffusiecoëfficiënt (eigen aan de stof)
Vb. vetoplosbaarheid
• P = verdelingscoëfficiënt van de stof tussen membraan en waterfase.
In welke mate verdeelt het farmacon zich over waterfase en een
aangrenzende lipidefase. Het is de verhouding water/vet. Moleculen
met een wateroplosbare en vet oplosbare kant zijn dus het best af.
• O = het membraanoppervlak
Hoe groter het oppervlak, hoe meer diffusie
• d = de membraandikte
hoe dunner het membraan, hoe meer diffusie
• C1 = de hoogste concentratie
C2 = de laagste concentratie
Hoe meer verschil in concentratie, hoe sneller de diffusie. Wordt een 2x zo
hoge concentratie aangeboden, dan wordt de opnamesnelheid verdubbeld.
Waarom is de ionisatiegraad belangrijk bij diffusie? Hoe bereken je de ionisatiegraad?
De stof kan slechts passeren door een membraan in ongeladen toestand!
ZIE CURSUS P. 66
Wat is carriergemedieerd transport? Wat zijn de kenmerken van dit transport
Deze transport is enkel mogelijk in maag/darmkanaal
- Transporteiwitten worden gebruikt ( bevinden zich op het membraan)
- Farmaca die onvoldoende lipofiel zijn en of in geioniseerde vorm voorkomen
KENMERKEN:
- 1 richting en kan tegen conc
- substraat specifiek ( sleutel slot)
- competitie tussen mol door beperkt aantal substraten
- verzadiging ( als alle trasnporteiwitten in gebruik zijn kan geen substraat getransporteerd worden)
Wat is gefaciliteerde diffusie?
Gebruikt door sterk hydrofiele verbindingen
Verschil met carrier gemoed is dit is passief want hoog naar laag maar gebruikt een carrier
Wat is efflux door P-glycoproteine
= mechanisme voor opgenomen stoffen uit lichaam te werken mbv membraaneiwit p-glycoproteine ( te vinden in laag/darm/ lever / nieren en BHB)
Wat is het doel van ABSORPTIE? Wat zijn belangrijke kenmerken? Welke route legt farma af na opgelost te zijn via maagdarmkanaal
Dat het farmacon wordt opgenomen door bloed zodat het in de systematische circulatie wordt opgenomen
- mate hangt af van de toedieningswijze
- verloopt vlotter als meds opgelost is (vb met water)
Na oplossing -> transport door maag en dunne darm tgv beweging spijsbrij -> absorptie in bloedbaan in maag en proximale gedeelte dunne darm ( duodenum en jejunum) goede absorptie door groot op en goede doorbloeding
Wat is het first pass effect?
Eerst breken enzymen in wand dunne darm farmaca af -> transport via vena porta naar lever voor verdere afbraak door enzymes -> transport via vena heptica zorgt dat overgebleven fractie in grote bloedsomloop terechtkomt
Hoe kan je het first pass effect omzeilen?
- DOOR RECTALE TOEDIENING : zelfde mechanisme maar absorptie via venen vanuit onderste 2/3 rectum die vena porta niet passeren
NADEEL = traag, moeilijk voorspelbaar bioavailibility - DOOR SUBLINGUALE TOEDIENING : lost op in speeksel en absorptie via sublinguale vene doorheen mondslijmvlies en niet via vena porta wel via vena cava superior
NADEEL: voorwaarde moet lipofiel en goed oplosbaar zijn - DOOR PARENTERALE TOEDIENING: geen absorptiesnelheid bij IV infuus of bolus + bij IM afh doorbloeding spierweefsel en als olieachtig of nietoplosbare vorm is dan vormt het een depot in spier voor trage absorptie ( voordeel = gelijkmatige verdeling)
Welke factoren beïnvloeden de biologische beschikbaarheid na absorptie via orale toediening?
- mate en snelheid waarmee F vrijkomt
- stabiliteit in maag/darmstelsel
- snelheid maag-darmlediging ( hoe sneller, hoe minder absorptietijd) ( 4 factoren: inhoud, darmmotoriek, maag leeg?, darm lengte en diameter ( na gastric bypass minder opname)
- inname met voeding of ander meds ( vezels kunnen F opnemen en opname verminderen)
- absorptie door darmwand ( lipofiel vs hydrofiel). En invloed door mucuslaag van darmepitheel
- first pass effect (soms te sterk)
Wat is het doel van distributie?
Doel is de verdeling over bloed en verschillende weefsels in het lichaam
Verklaar de eiwitbinding fase van distributie
Deel van F bindt met plasmaeiwitten ( dit is een omkeerbare binding)
Formule: F (= conc ongebonden vrije) + P ( = conc plasmaeiwit) <-> FP (=conc gebonden F)
Enkel vrije F kan interactie aangaan met weefsels en receptoren en dus een farmacologische functie uitoefenen