H3 Genetics and evolutionary foundations of behavior Flashcards
(40 cards)
Evolutie
Het lange termijn aanpassingsproces, die meerdere generaties omspant, waardoor iedere soort wordt uitgerust om te kunnen leven in zijn altijd wijzigende leefgebied.
Genen
Componenten voor extreem lange moleculen: DNA, dat codeert voor een bepaald eiwit; de basiseenheid van erfelijkheid.
- > desoxyribonucleïnezuur
- > genoom zijn alle genen bij elkaar
Structurele eiwitten en enzymen
Structurele eiwitten vormen de structuur van elke lichaamscel, en enzymen regelen de snelheid van elke chemische reactie in elke cel.
RNA
ribonucleïnezuur genaamd, lijkt heel erg op DNA, zijn beide opgebouwd uit een lange keten nucleotiden en behoren hierdoor beide tot de nucleïnezuren. Ze zijn essentieel voor de regeling van cellulaire processen in alle bekende levensvormen.
Hoe kunnen genen gedragskenmerken beïnvloeden door hun rol in proteïne synthese?
Genen hebben indirecte invloed, zijn dus niet direct oorzakelijk en gaan altijd in combinatie met de interne en externe omgeving.
Ervaringen (intern of extern) activeren genen, die eiwitten produceren, die op hun beurt de functie van sommige neurale circuits in de hersenen veranderen en daardoor het gedrag van het individu veranderen.
Genotype
Set genen die het individu erft.
Fenotype
Observeerbare eigenschappen van een organisme.
-> Het is het resultaat van de genetische aanleg in combinatie met invloed van de omgeving (denk aan identieke tweeling en verschil in lengte).
Chromosomen
De structuren in de celkern dat het genetisch materiaal (DNA) bevat.
Mitose
Cel splitsing die betrokken is bij de normale groei van het lichaam, welke cellen die genetisch identiek aan elkaar zijn.
-> moeilijk woord voor celdeling waarbij er elke keer kopieën worden doorgegeven van het DNA.
Meiose
Cel splitsing die betrokken is bij het produceren van ei- en zaadcellen, welke resulteert in cellen die genetisch niet gelijk zijn en elk de helft van het aantal chromosomen hebben van elk ander lichaamscel.
Hoe leidt meiose tot eicellen en zaadcellen die genetisch van elkaar verschillen?
In het begin heeft elke chromosoom zich al gerepliceerd en blijft vastzitten aan zijn replica. De paren gerepliceerde chromosomen komen dan naast elkaar te liggen en wisselen willekeurig genetisch materiaal uit, dit proces heet: crossing over. De cel deelt zich vervolgens tweemaal, wat resulteert in vier zaadcellen voor een man, en 2 eicellen voor een vrouw.
-> door het crossing over proces, wat willekeurig is, ontstaan er dus steeds verschillende combinaties ei- en zaadcellen.
Zygoot
De enkele cel die wordt gevormd wanneer een ei- en zaadcel zich verenigen. De eerste, eencellige vorm van een nieuw individu.
Hoe worden eeneiige tweelingen, en twee-eiige tweelingen ook wel genoemd?
Eeneiige tweelingen worden ook wel monozygote tweelingen genoemd.
Twee-eiige tweelingen worden ook wel dizygote tweelingen genoemd.
Gen locus
Vaste plaats waar een gen zich op een chromosoom bevindt.
Allelen
Verschillende genen die dezelfde locus kunnen bezetten, en dus potentieel met elkaar kunnen paren, worden allelen genoemd.
-> denk aan inhammen en rechte haarlijn, zijn beide allelen omdat zij dezelfde gen locus kunnen bezetten.
Homozygoot en Heterozygoot
Twee genen die dezelfde locus op een chromosompaar bezetten zijn soms identiek aan elkaar en soms niet. Als zij gelijk zijn worden ze homozygoot genoemd, en als zij niet gelijk zijn heterozygoot.
Dominant en recessief
Een dominant gen (allel) zal tot uiting komen als je zowel homozygoot als heterozygoot bent voor dat kenmerk.
Een recessief gen (allel) komt alleen tot uiting als je homozygoot bent voor dat kenmerk.
-> erfelijke ziektes waarbij 2 recessieve genen iemand kunnen doden, blijven toch bestaan. Omdat het bij iemand met 1 recessief gen bijvoorbeeld juist voordelen kan geven in overleving en voortplanting zoals bij sikkelcelanemie.
Monogene overerving
Monogene overerving, ook wel enkel-gen overerving, is een proces waarbij een enkel karakter wordt bepaald door een enkel gen dat wordt overgedragen van ouder op nageslacht.
- Mendel
- > zijn categorisch van aard: dat wil zeggen, het zijn kenmerken die de ene groep scherp onderscheiden van de andere (denk aan inhammen of rechte haarlijn).
Polygene overerving
Polygene overerving is een proces waarbij een enkel enkel karakter wordt bepaald door 2 of meer genen.
- > denk aan selectief fokken bij het doolhof van Tryon.
- > Zijn continu van aard, wat wil zeggen dat ze niet zozeer binnen 2 aparte groepen vallen, maar overal binnen het waargenomen bereik van de scores kunnen liggen.
Normale verdeling
De normale verdeling wordt aangegeven door een gausscurve, een symmetrische verdeling, waarbij de mediaan, de modus en het gemiddelde op dezelfde plek liggen. De scorefrequentie loopt in beide richtingen symmetrisch af.
Selectief fokken
Het paren van een soort dieren of planten waarin een specifieke karaktereigenschap aanwezig is (welke wel of niet expres is veroorzaakt) om zo de genetische opmaak van de toekomstige generaties van de soort te beïnvloeden.
- > Ervoor zorgen dat een bepaalde gewenst eigenschap op de volgende generatie over te brengen.
- > Darwin noemde het kunstmatige selectie.
Epigenetica
Door epigenetische veranderingen wordt de functie van een gen anders, zonder dat de DNA code veranderd, dus een gen wordt aan- of uit gezet (genexpressie). Dit is een omkeerbaar effect.
DNA-methylering
DNA-methylering is een epigenetisch proces waarbij chemische stoffen van de methylgroep (CH3) aan sommige van de nucleïnezuren gehecht. Methylering veranderd het eiwit niet, maar beïnvloed eerder of de genen überhaupt eiwitten zullen produceren. Hoog-gemethyleerde genen produceren geen eiwitten, en zij dus uitgeschakeld. Andersom hetzelfde.
-> deze kunnen ook doorgegeven worden aan nageslacht, ook wel transgenerationele effecten genoemd.
Leg uit hoe genen betrokken zijn bij evolutie. Gebruik hierbij de term mutatie.
Door de herverdeling (reshuffeling) van de genen die plaats vindt bij seksuele voortplanting, en het ontstaan van mutaties (foutjes, toeval, in de DNA replicatie). Als de mutatie schadelijk is verdwijnt deze weer door natuurlijke selectie, en als deze toevallig nuttig is en dus de kans op overleving en reproductie vergroot, dat neemt de frequentie van dit gen toe.