H4-H7: termen Flashcards
(36 cards)
Demografie
bestudeert de aantallen individuen en de processen die resulteren in de verandering van deze aantallen
Afkorting voor “ Totale populatiegrootte”
N
Unitair individu/organisme
zygote dat zich ontwikkelt, geboren wordt, groeit, volwassen wordt, vruchtbare periode heeft, verouderd en sterft
Modulair individu/oganisme (D6-7)
Organisme dat bestaat uit sub-eenheden die enigszins onafhankelijk zijn. Elke sub-eenheid leeft op zichzelf vb. Groeiknoppen op een boom zijn sub-eenheden van de boom zelf
Populatie
Verzameling individuen van een bepaalde soort die samen voorkomen, niet alleen op bepaalde locatie maar ook door dynamiek vb. Roodborstjes in parken
Metapopulatie
Verzameling van populaties waartussen interacties optreden vb. Mestkevers die op verschillende excrementen in dezelfde weide leven
Densiteit van populatie
Aantal/eenheid van opp., volume of andere vb. 1/4 everzwijn/hec., gram plankton/l water, CPUE vis
Semelpare organismen
Een goed afgelijnde periode van reproductie (geen energie steken in overleven) vb. Zalm trekt 1x terug naar geboorteplaats, paart en sterft dan
Iteropare organismen
Verschillende periodes van reproductie vb. Gaai, leeuw, …
Discrete generaties
Hoofdzakelijk bij éénjarigen en voornamelijk klimaat/omgeving gestuurd vb. Insect dat sterft na voortplanten
Overlappende generaties
Organismen die blijven verder leven/groieen nadat ze zich voortgeplant hebben.
Cohorte
individuen in die generatie van de populatie die op dat jaar nog leeft
Netto-vruchtbaarheid afkorting
R(kleine 0)
Netto-vruchtbaarheid
Totaal aantal nakomelingen dat wordt geproduceerd gedurende één volledige generatie per individu van de originele cohorte
Intrinsieke aangroeicapaciteit
Snelheid waarmee populatie in omvang verandert per individu per tijdseenheid
Dispersie
verspreiding, uitzwermen van organismen vb. Zaad van bomen dat zich verspreidt via wind
Migratie
Gerichte beweging (passief of actief) van grote aantallen individuen van soort van ene locatie naar andere vb. Paddentrek
Inheemse soort
Soort die van nature voorkomt in dat gebied
Autochtone soort
Organsime (vaak plant) kwam hier voor sinds (of voor) de laatste ijstijd
Ingeburgerde soort
Uitheemse soort die verwilderde en zich in ecosysteem heeft gepast
Neofiet
Nieuw organisme in omgeving
Positieve terugkoppeling/feedback
Actie gevolgd door reactie die originele actie versterkt vb. Lawine
Negatieve terugkoppeling/feedback
Actie gevolgd door reactie die originele actie regelt vb. Glucoseniveau te laag = meer glucagon afbreken
Mutualisme
Vorm van relatie waarbij beiden betrokken partijen een voordeel halen uit relatie vb. Kortsmos = mutalisme tussen alg en schimmel