H.5 Flashcards

(46 cards)

1
Q

operationele definties

A

definieren de manier waarop de test wordt gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

intelligentietesten

A

ontwikkeld voor het meten van intelligentie en niet voor het definieren ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

werkelijke definitie

A

verklaart de ware natuur van het concept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

intelligentie

A

capacaiteit om te leren van ervaringen de de capaciteit om je aan de omgeving aan te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Factoranalyse

A

validiteit van de test te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

confirmatieve factoranalyse

A

of testscores en variabelen in een voorspeld patroon passen en is dus goed voor validatieonderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

explorerende factoranalyse

A

relaties tussen vele variabele samengevat en wordt gekeken of ze tot een minder aantal factoren kunnen worden gereduceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

correlatie matrix

A

tabel waarin correlaties tussen verschillende variabelen staan weergegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

factor matrix

A

tabel die laat zien hoe zwaar een variabele op een bepaalde factor weegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

7 primaire mentale vaardigheden

A

verbaal begrip, woord vlotheid, nummer, ruimte, associatief geheugen, perceptie snelheid en inductief redeneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vloeiende intelligentie

A

vergt hoog denkniveau en redeneren en wordt gebruikt voor nieuwe taken die niet automatisch gedaan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gekristalliseerde intelligentie

A

breedte en diepte van de kennis van het individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

domein specifieke kennis

A

kennis over specifieke domeinen die niet typisch zijn voor de cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

visueel spatiele vaardigheden

A

voorstellen, vasthouden en transformeren van mentale representaties van beelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

auditieve verwerking

A

accuraat waarnemen van auditieve informatie en daarmee de capaciteit om patronen of groepen van geluiden te analyseren, begrijpen en na te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geheugen

A

de vaardigheid om nieuwe info te consolideren en op te slaan in het lange termijn geheugen en later weer op te roepen dmv associaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

cognitieve verwerkingssnelheid

A

snelheid van het uitvoeren van automatische processen, vooral wanneer veel aandacht en concentratie nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

reactietijd

A

vaardigheid om snel beslissingen te maken in reactie op simpele stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

operations

A

mentale handelingen die de test moet bevatten

20
Q

contents

A

aard van de materialen of info die wordt aangeboden

21
Q

products

A

verschillende soorten mentale structuren die het brein moet produceren om tot een correct antwoord te komen

22
Q

divergente productie

A

meerdere goede mogelijkheden voor een enkele stimulus produceren

23
Q

gelijktijdig verwerken van informatie

A

uitvoeren van verschillende mentale activiteiten tegelijk

24
Q

opeenvolgend verwerken van informatie

A

mentale activiteiten waarbij een juiste volgorde van activiteiten nodig is

25
architecturale systeem
omvat de biologische benodigdheden voor informatieverwerking zoals coderingssnelheid
26
executieve systeem
software, omvat componenten gerelateerd aan omgeving die het probleemoplossend vermogen stuurt
27
7 natuurlijke intelligenties (Gardner)
1. linguistisch 2. logisch-mathematisch 3. spatieel 4. muzikaal 5. licaams-kinetisch 6. interpersoonlijk 7. intrapersoonlijk
28
lichaams-kinetische intelligentie
omvat de vaardigheden die worden gebruikt door bijv. atleten
29
persoonlijke intelligenties
capaciteit om toegang te hebben tot zowel iemands eigen gevoelens als de vaardigheid om iemand anders zijn stemmingen, temperament, motivaties en intenties te herkennen en te onderscheiden
30
Savant
iemand die mentaal gebrekkig is maar zich ver ontwikkeld heeft in bepaald gebeid zoals muziek of kunst
31
triarchische theorie van succesvolle intelligentie
benadrukt 3 aspecten van intelligentie
32
metacomponenten of executieve processen
deze sturen de activiteiten van de andere intelligentie processen, zoals planning
33
uitvoer componenten
de processen die gebruikt worden om een taak uit te voeren of probleem op te lossen, wekgeheugen of syllogistisch redeneren
34
kennis verwerving componenten
processen die gebruikt worden bij leren
35
ervaring/creatieve intelligentie
vermogen om te gaan met nieuwigheid en informatieprocessen te automatiseren
36
aanpassing tot de echte wereld omgeving
als je goede vaardigheden bezit die nodig zijn voor de cultuur waarin je leeft
37
selectie van een passende omgeving
vaardigheid om de omgeving waar je je in bevind te verlaten en een omgeving te selecteren die beter van toepassing zijn op je talenten en behoeften
38
vormen van de omgeving
vaardigheid om de bestaande omgeving zo te vormen dat deze consistenter is met je behoeften
39
Wechsler-Bellevue intelligence scale
IQ = verkregen score / verwachte score voor de leeftijd, te gebruiken voor psychiatrische diagnoses
40
verbaal > oerformaal
gaf uitslag voor organische breinziektes zoals psychose en emotionele stoornissen
41
performaal > verbaal
liet lcihte mentale retardatie zien bij adolescenten en volwassenen
42
Gmeenschappelijke kenmerken Wechsler test
1. 13/15 subtests om intra-individuele sterktes en zwaktes te meten ipv 1 globale score 2. empirisch onderbouwde scores en IQ-schalen. 3. Zelfde maatstaf voor IQ en indexscore 4. Aantal dezelfde subtests
43
Gebieden in indexscores:
1. verbaal begrip 2. perceptueel redeneren 3. werkgeheugen 4. verwerkingssnelheid
44
subtests WISC-IV en WAIS-IV
1. Informatie 2. Digit span 3. Vocabulaire 4. Rekenkunde 5. begrip 6. Gelijkenissen 7. Letter-nummer volgorde 8. Afbeelding afmaken 9. Afbeelding concepten 10. Blokdesign 11. Matrix redeneren 12. Object montage 13. Coderen 14. Symbool zoeken 15. Annulering 16. Visuele puzzels 17. Figuur gewichten
45
`Domeinen SB5 (Stanford-Binet)
1. (non) Verbaal vloeiend redeneren 2. (non)Verbaal kennis 3. (non)Verbaal kwantitatief redeneren 4. (non)Verbaal visueel-spatieel verwerken 5. (non)Verbaal werkgeheugen
46
Leeftijdsgroep SB5
zeer jonge kinderen tot hoogbegaafde volwassenen