H5: serumeiwitten Flashcards

(32 cards)

1
Q

functie van serumeiwitten

A
  • bepalen en onderhouden vd oncotische druk
  • transportfunctie
  • rol bij zuur/base evenwicht
  • rol als bioactieve stof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar is de synthese van serumeiwit?

A

predominant plaats in de lever met uitzondering van immunoglobulines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

albumine functie

A
  • draagt sterk bij tot de colloïd osmotische druk van plasma
  • synthese wordt geremd indien COD intravasculair toeneemt door toename van andere eiwitten
  • bindt en transporteert positief geladen moleculen
  • niet polaire bindingsplaatsen voor medicamenten, hormonen, lipiden en bilirubine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hyperalbuminemie

A

= dehydratatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

functie acute fase eiwitten

A

eiwitten spelen een cruciale rol in de immuunrespons en herstellen de homeostase tijdens acute of chronische ontstekingsprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

CRP waarden?

A
  • normale omstandigheden = afwezig
  • referentie waarde < 5mg/L
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functie van CRP

A

CRP initieert opsonisatie proces door adhesie aan fagocyterende cellen en activatie complementsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

diagnose van systemische ontstekingsziekten

A

> 100 mg/L = bacteriële infectie/sepsis
< 100 mg/L = lichtere bacteriële infecties, ernstige virale infecties
< 40 mg/L = virale infecties, schimmelinfecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CRP
++ en –

A

++ = snel en gevoelig
– = niet specifiek, ook stijging bij ischemie, maligniteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

A1AT wat?

A

= protease-inhibitor en behoort tot serpines
= bescherming van cellen door remming van neutrofiel elastase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

referentie waarde A1AT?

A

0,9 - 0,2 g/L voor volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

indicatie van A1AT-deficiëntie

A
  • vermoeden van A1AT deficiëntie = longemfyseem
  • intrahepatische opstapeling in lever
  • bevestiging door genetisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ceruloplasmine wat + referentie waarde?

A

= belangrijkste koperbindende eiwit
= ref. waarde 0,2 - 0,6 g/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functie van ceruloplasmine

A

transport van koper in bloed
oxidatie van Fe²+ naar Fe³+ zodat ijzer aan transferrine kan binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ziekte van Wilson

A

= defecte inbouw van koper in ceruloplasmine
= geen koper excretie in gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ziekte van Menke

A

= defect in afgifte van koper door de darmmucosa

17
Q

haptoglobine: ref. waarde?

18
Q

daling van haptoglobine

A
  • opsporing van intravasculaire hemolyse
  • inefficiënte erythropoëse
  • leverziekte
19
Q

stijging van haptoglobine

A

acuut fase eiwit

20
Q

bèta-2-microglobuline wat?

A

beta keten van MHC klasse-1 moleculen aanwezig op gekernde cellen (zie immunologie)

Klein eiwit 11,8 kDa wordt gefilterd door de glomerulus en volledig gereabsorbeerd t.h.v. proximale tubulus

21
Q

referentie waarde?

22
Q

stijging van MHC-1

A

inflammatie
auto-immuunaandoeningen
tumoren
transplant rejectie
B-cel/plasmacel neoplasma

23
Q

indicatie van MHC 1?

A

evaluatie proximale tubulusfunctie
prognostische parameters bij de ziekte van Kahler, chronische lymfatische leukemie

24
Q

transferrine
- waar nodig?

A
  • cruciaal in ijzermetabolisme
  • belangrijkste eiwit voor ijzertransport
     1 transferrine molecule kan 2 Fe3+ ionen binden
     transport van de darm naar lever/RES
     incorporatie in ferritine en hemosiderine voor opslag (lever, milt, beenmerg) of gebuikt voor synthese van hemoglobine, myoglobine of cytochroom
25
toename van transferrine? daling van transferrine?
ijzerdeficiëntie ijzerstapeling, inflammatie en malnutritie
26
serum eiwitelektroforese?
- elektroforese scheidt geladen deeltjes, zoals eiwitten oiv een elektrisch veld - gelelektroforese (agarose) of capillaire zone elektroforese
27
toepassing van serum eiwitelektroforese
eiwit elektroforese = opsporen van monoclonale eiwitten immuunfixatie = opsporing en identificatie monoclonaal eiwit
28
wat zijn M-proteïnen?
= monoklonale immuunglobulinen die ontstaan bij klonale proliferatie van B-cellen/plasmacellen = monoklonale gammopathie
29
identificatie van M-proteïne mbv immuunfixatie
- eiwitten worden gescheiden door agarose-gel-elektroforese - aanbrengen van specifieke antistoffen gericht tegen de zware keten van IgG, IgM en IgA en de lichte ketens kappa en lambda
30
multipele myeloom diagnose: labo bloedonderzoek
CRAB criteria serum eiwitelektroforese en immuunfixatie dosage van vrije lichte ketens in serum doseren IgG, IgA, IgM in serum
31
multipele myeloom diagnose: beenmergonderzoek
morfologisch immuunfenotypering genetisch onderzoek
31
CRAB criteria
C = hypercalciëmie R = renaal A = anemie B = bot