H7-1 Flashcards

1
Q

to bear

A

torsen - Zoals altijd moet ik het gewicht van jouw schaduw torsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

reflect, represent

A

weerspiegelen - zijn kamer weerspiegelt zijn karacter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pitfall

A

valkuil - Hij is in dezelfde valkuil gevallen als dr Mulligan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

put, posit, assert themselves

A

poneren - De politicus heeft een mening geponeerd, die heel veel weerstand opriep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

damage, punish, maul

A

toetakelen - De man had de vrouw zo toegetakeld dat ze met een blauw oog naar het ziekenhuis moest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

suspected of

A

verdenken van (verdacht, heeft verdacht) - Hij wordt verdacht van fraude.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

link - The weak link in this case is Shores.

change gear

A

schakel, de - De zwakke schakel hier is Shores.

De vrijwilliger is de schakel tussen de vluchtelingen en de gemeenten.
Ik schakel van de 4 naar de 5. (handschakelen: gear)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

to play chess

A

schaken (schaker - chess player)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

to establish oneself - As for the outside world, Europe should establish itself as a strong global actor.

A

zich opstellen - Zowel buiten als binnen haar grenzen moet Europa zich opstellen als een sterke mondiale speler.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

session, meeting

A

zitting - Vandaag is in de VS een zitting over het afzetten van Trump.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

the suspect

A

de verdachtE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

spokesperson

A

woordvoerder, de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

unanimous, unified

It is critical for Parliament to remain united now.

A

eensgezind - De jury was eensgezind in haar oordeel over de jonge zanger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

to fall back on, resort to

A

Terugvallen op (viel terug, is teruggevallen) - Als je door ziekte niet meer kunt werken, kun je terugvallen op de Ziektewet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

scapegoat

A

zondebok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

tolerate, condone - Drugs are banned under criminal law, but the government and parliament have agreed to tolerate their use.

A

gedogen - De strafwet verbiedt drugs maar regering en parlement hebben afgesproken het gebruik te gedogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

controversial

A

geruchtmakend - Het is een geruchtmakend idee!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

unworldly, out of touch

A

wereldvreemd - Rechters zijn wereldvreemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

to mirror

A

spiegelen - Jezelf spiegelen aan iemand: iemand nadoen

De ogen zijn de spiegel van ziel.

20
Q

to reflect

A

weerspiegelen - zijn kamer weerspiegelt zijn karakter. De zon weerspiegelt op het water. (het licht kaatst terug)
Het gedrag van de hond weerspiegelt het gedrag van de baasjes.

21
Q

Ik wens het beste voor iemand/organisatie, spreek goed over iemand, iemand helpt (bijv. geld)

A

iemand/iets een warm hart toedragen - Ik draag aan mijn buurman een warm hart toe.
Ik draag mijn buurman een warm hart toe.
Ik draag de dierenbescherming een warm hart toe.

22
Q

een beslissing nemen

A

de knoop doorhakken

23
Q

iets goed kunnen zien

A

oog hebben voor iets - Mijn broer heeft echt oog voor goede kunst.
Deze schilder heeft echt oog voor details.

24
Q

iemand iets leren

A

iemand iets bijbrengen

25
miscarriage of justice
rechterlijke dwaling
26
iemand de schuld geven
de schuld leggen bij
27
iemand opzadelen met iets = iemand belasten met iets
op het bordje van iemand leggen/liggen - Mijn collega is ziek. Nu legt al haar werk op mijn bordje.
28
effect hebben
effect sorteren
29
in ons hectische bestaan
de waan van de dag
30
opposite
tegenovergesteld
31
to carry out
uitvoeren
32
to equip
uitrusten
33
once again
nogmaals
34
to alarm
verontstellen
35
to assume
veronderstellen
36
viable
wendbaar
37
period
ongesteld
38
in other words
oftewel
39
dwaling
error, mistake
40
medical negligence
medische nalatigheid
41
negligent
nalatig, onachtzaam, achteloos
42
dilligence
ijverigheid, zorgvuldigheid, naukeurigheid
43
to judge, consider, adjucate - i would rather not judge
oordelen - Maar ik wil liever niet oordelen.
44
to consider
beoordelen - hoe beoordeel je dat boek?
45
to sentence - the judge sentenced him to 3 years jail.
veroordelen - de rechter veroordeelde hem tot 3 jaar gevangenis
46
1000 kilos
een ton
47
1000.000 Euros
ton