H8-2 Flashcards

1
Q

advance, rise, march

A

de opmars - Vol spanning volgen de onderduikers de opmars van het geallieerde leger via de radio.
De opmars van kunstgras is voornamelijk het gevolg van de hogere bespeelbaarheid, waterbesparing en de verlaging van onderhoudskosten […]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

are advancing, growing

A

in opmars zijn - rechts-extremisme, racisme en vreemdelingenhaat in opmars zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

control, manage, drive, steer, guide

A

aansturen - Elk levend organisme bevat genen die nagenoeg alle biologische processen aansturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

intertwined, linked, connected, integrated

A

verweven zijn met - In weinig plaatsen is cultuurhistorie zó verweven met natuur.
Diversiteit zit verweven in onze bedrijfspraktijken en opleidingsstrategie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

drive to, urge to

A

drang tot - Beveiliger Arie, op zoek naar zijn collega Mandy, begrijpt deze drang tot destructie niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pass on, charge

A

doorberekenen - Hij mag de toeristenbelasting aan u doorberekenen.
De luchtvaartmaatschappijen mogen deze belasting echter aan hun passagiers doorberekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

act as, serve as, act like

A

fungeren als - ze bestuiven planten en fungeren als natuurlijke ongediertebestrijders.
Het kan ook fungeren als autolader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

turn, change, flip, capsize, overturn

A

omslaan (sloeg om, is omgeslagen) - We wilden lekker gaan fietsen, maar nu is het weer omgeslagen.
Maar alleen jij mag de bladen omslaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

realize, figure out, catch on

A

doorhebben (had door, heeft doorgehad) - Hij let niet op en heeft niet door dat de docent al 3 keer zijn naam genoemd heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

go along

A

meekrijgen (kreeg mee, heeft meegekregen) - Dat veranderde allemaal toen hij de kans KREEG MEE te doen in een experimentele gentherapie behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

make a splash, draw attention

A

(geen) opzien baren - een rijdende auto zonder bestuurder zal in 2030 geen opzien baren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

on the verge, on the brink

A

aan de vooravond (staan) van iets - we staan aan de vooravond van een superintelligent vervoer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

exception rather than rule

A

eerder uizondering dan regel (zijn) - Files op autowegen worden eerder uitzondering dan regel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

go out the door

A

de deur uitgaan - Laat hem niet de deur uitgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

travel, get around

A

te bereizen (zijn) - Bovendien is het land relatief eenvoudig te bereizen als backpacker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

at the time of, in times of, in the time of

A

ten tijde van - Deze jas droeg Frazier ten tijde van z’n arrestatie.

17
Q

object

A

het voorwerp - je verstopt het voorwerp in jouw jas!

18
Q

subject

A

het onderwerp - Wij nemen dit onderwerp zeer ernstig.

19
Q

kopiëren (examen)

A

afkijken bij iemand

20
Q

spieken

A

spiekbriefje in je pen of formules schrijven onder je schoen

21
Q

to spy on someone

A

bespioneren

22
Q

to worry about

A

zorg maken over